5. A. IN WELKE WERELD LEEFT DIE TOESCHOUWER

We beperken ons tot West-Europa, in overeenstemming met de afbakening van het praktisch onderzoek. In de meeste landen die hiertoe behoren zijn begrippen als Neoliberalisme, Postmodern, Cultureel kapitaal, Ervaringseconomie, Zelfrealisatie, impact van het Virtuele en zoektocht naar Spirituele Zingeving belangrijke aspecten van de samenleving. Het is een wereld waarin kerk, staat, wetenschap en economie los staan van elkaar, maar tegelijkertijd invloed op elkaar blijven uitoefenen.
Hiermee schetsen we het decor waarin de hedendaagse mens, in casu de volwassen toeschouwer met nood aan info, zich beweegt. We zijn er ons van bewust dat er ook tegenstromingen zijn, kleine niches waarin andere accenten gelegd worden.
Wellicht volstaat dit als ruwe schets van de actuele leefwereld van de westerse volwassene. In die wereld leeft de toeschouwer en ook de kunstenaar. Hedendaagse kunst groeit vanuit die wereld en heeft er dus nauwe banden mee.
 
Toevallig is de kunstscene “een van de zeldzame plaatsen waar tamelijk vrij gereflecteerd en geëxperimenteerd kan worden met de betekenissen waarvan deze samenleving leeft”.[248] In die zin zou het ook wel interessant zijn voor de hedendaagse toeschouwer om vertrouwd te raken met die hedendaagse kunst. Daarom pleit het OESO dan ook voor het belang van kunsteducatie op school. “Er is volgens de OESO niet alleen een positieve impact van kunsteducatie op niet-artistieke skills of op innovatie in de arbeidsmarkt, maar ook op de persoonlijkheidsvorming en sociale ontwikkeling van kinderen en jongeren. Kunst biedt kinderen immers een heel andere manier om de wereld te begrijpen dan, bijvoorbeeld, de wetenschap. Kunsteducatie biedt leerlingen de kans om zich vrij uit te drukken en om te ontdekken, exploreren en experimenteren. Het biedt hen tevens een veilige context voor introspectie en het vinden van persoonlijk betekenis.” “Nog volgens het rapport concentreert de positieve invloed van kunsteducatie zich op 'innovatieve vaardigheden', wat zich uit in vrij denken, creativiteit en sociale - en gedragsvaardigheden. Creatieve en kritische denkers zijn volgens de OESO immers cruciaal als bouwsteen voor onze snel veranderende maatschappij en economie”.[249]
 

    1)      Neoliberaal
“Elk maatschappelijk bestel bepaalt zowel de identiteitsontwikkeling als de eventuele stoornissen van haar leden.” We leven nu in een neoliberale samenleving “waar alles een product geworden is”,[250] volgens Verhaeghe. Bekeken vanuit zijn optiek als hoogleraar klinische psychologie en psychoanalyse verduidelijkt hij zijn uitspraak als volgt: “de hedendaagse overtuiging is dat het onmiddellijk kan (ja, móet), en dat het volstaat ervoor te betalen. De voornaamste overblijvende beperkingen zijn van financiële aard, in combinatie met gezondheidsadviezen. Die onmiddellijkheid (Nog één muisklik en u bent er) valt echter dik tegen, iets blijkt altijd net niet bereikbaar. Blijven proberen voert onvermijdelijk tot steeds verdere vormen van grensoverschrijding. Het effect daarvan is niet wat men hoopt en/of vreest. We verdwijnen niet in grenzeloze toestanden van genot, zoals sommige moraalridders ons voorhouden. Eerder verzeilen we in een zone van verveling en agressief geladen frustratie met een groeiend gevoel van naamloze onveiligheid en angst. Dit is des te vreemder omdat het merendeel van ons in een van de veiligste omgevingen ter wereld leeft”.[251]
Een term die typerend is voor de actuele maatschappij is ‘human kapital’ oftewel het investeren in ontwikkelen van vaardigheden in functie van de waarde op de economische markt. Bedenker van deze term “ging ervan uit dat mensen realistisch zouden zijn in het berekenen hoeveel ze in hun eigen menselijk kapitaal moeten investeren. Ze zouden de verwachte toekomstige inkomsten uit verschillende loopbaankeuzes vergelijken en rekening houden met de kosten van het verwerven van de opleiding om deze carrières na te streven, inclusief de tijd die op de banken wordt doorgebracht. Hij wist dat de werkelijkheid veel rommeliger was, met beslissingen die geplaagd werden door onzekerheid en ingewikkelde motivaties. Hij beschreef zijn model als een 'economische manier van kijken naar het leven'. De oorspronkelijke analyse van Becker was gericht op de persoonlijke voordelen voor studenten, maar economen die in zijn voetsporen traden, breidden hun studiegebied uit met de bredere sociale voordelen van het hebben van een goed opgeleide bevolking. Hij gebruikte zijn ‘economische benadering’ om naar alles te kijken; van de motieven van criminelen en drugsverslaafden tot de evolutie van gezinsstructuren en discriminatie van minderheden. In 1992 kreeg hij de Nobelprijs voor het uitbreiden van de economische analyse naar nieuwe gebieden van menselijk gedrag”.[252] Momenteel wordt menselijk kapitaalmanagement ingezet in het bedrijfsleven om meer rendement uit de werknemers te halen. “Volgens de theorie van het menselijk kapitaal zal een adequate investering in mensen resulteren in een groeiende economie”.[253] Dit is een maatschappijbeeld dat sterk vanuit economische groei denkt. Maar een mens is niet gelijk te stellen aan zijn job, zijn opleiding, zijn verdienste in de economie, zijn rang in het bedrijf.
“Als het betekent dat er maar een iemand kan winnen en dat de ander sowieso verliest, dan ondergraaft dat de natuurlijke verbondenheid tussen mensen. De mens is van nature én een competitief wezen én een sociaal wezen. Wat het neoliberalisme heeft gedaan, is dat eerste aspect benadrukken en het tweede ontkennen. […] Vanaf het moment dat geld het criterium voor geluk of het goede leven wordt, dan is het nooit genoeg, omdat er geen intrinsiek criterium is. […] Op zoek naar intrinsieke motivatie, dus? Fundamenteler nog, we moeten een aantal organisaties, van arbeids- tot bredere maatschappelijke organisaties, weer gaan definiëren in termen van samenwerking in plaats van competitie. Ik heb het dan over autonomie in verbondenheid. Je met anderen verbinden zonder je autonomie te verliezen”.[254]
 
“Wat is het huidige ideaal? […] Sinds de jaren 60, 70 van de vorige eeuw is er sprake van een toenemende mate van individualisering. Dat was in eerste instantie een heel gunstige evolutie. De maatschappij van voor 1960 was extreem verzuild. Iedereen moest tot een bepaalde groep behoren en je diende je conform die groep te gedragen. Maar we zijn erin doorgeslagen. Een halve eeuw later bevinden we ons aan de andere kant van het spectrum. We zijn niet meer zozeer individu, maar heel eenzame individuen [...] En ja, dat draagt bij aan het ontstaan van die stoornissen, zeker als het gaat om depressie en angst”.[255] “Onderhuids leeft er angst, van faalangst tot ruimere sociale angst”.[256] Het “huidige onbehagen van het postmoderne individu is een effect van een teveel aan genot en een tekort aan groep”.[257] Anders verwoord, het “meritocratisch systeem gaat heel snel bepaalde persoonlijkheidskenmerken privilegiëren en andere afstraffen, waarmee het bestel zichzelf in stand houdt”.[258] Aspecten die dan bovenaan het lijstje staan zijn: “het competitieve ... individualisme ... flexibiliteit .... Met als prijs een oppervlakkige en instabiele identiteit. [….] In mijn visie is het belangrijkste effect de verschuiving van intrinsiek naar extrinsiek”.[259]


    2)      Postmodern    
“De karakteriseringen van het recente sociale leven die andere theoretici als postmodern hebben bestempeld zijn cultureel zelfbewustzijn, verhoogde oppervlakkigheid, consumentisme, scepsis ten opzichte van theorieën die alles willen verklaren ('metanarratives' zoals wetenschap, religie of marxisme) enzovoort.
In moderne samenlevingen - waarmee we niet 'samenlevingen van vandaag' bedoelen, maar 'samenlevingen waar de moderniteit goed ontwikkeld is' - wordt zelfidentiteit een onontkoombaar probleem. Zelfs degenen die zouden zeggen dat ze nooit hebben nagedacht of zich zorgen maakten over hun eigen identiteit, zullen onvermijdelijk gedwongen zijn geweest om gedurende hun hele leven belangrijke keuzes te maken, van alledaagse vragen over kleding, uiterlijk en vrije tijd tot ingrijpende beslissingen over relaties, overtuigingen en beroepen”.[260]
“Slow art, slow life, slow food, slow product worden 'waarden', kwaliteitslabels, aangeprezen als onderdeel van de utopie van een terugkeer naar de natuur, symbool van onschuld en het verloren paradijs, de cultus van de langzaamheid wordt dan een ideaal dat in alle omstandigheden moet worden gevolgd, een reactie die de gevolgen van de industriële en de digitale evolutie aan de schandpaal nagelt. […] De ziekte van de haastige mens kan niet worden behandeld door de moderne tijd af te wijzen, maar door deze te relativeren: ik wil op mijn horloge kunnen kijken, vaart maken als het moet, maar ik wil er ook zijn voor anderen, bidden, overdenken, hopen, een spirituele tijd hebben”.[261] Dit is een trend die ondertussen opgang maakt. Mensen op zoek naar zichzelf, vaak na een pas op de plaats door ziekte, burn-out, een tragische gebeurtenis in hun leven, ervaren een leven gebaseerd op eigen ritme en eigen behoeften als veel waardevoller dan wat mainstream gangbaar is.


     3)      Globaal
We zitten volop in een wereld waarin op alle terreinen van de maatschappij uitwisseling op mondiaal niveau mogelijk is: politiek, economisch, sociaal, wetenschappelijk, militair, cultureel en artistiek.
De effecten van een wereldwijde handel op de hedendaagse mens zijn enorm. De mogelijkheden die door de razendsnel evoluerende IT technieken worden geboden, ondersteunen de uitwisseling van informatie, diensten en goederen. Het kapitaal, meer bepaald het winst-principe, is hierbij de grote drijfveer.
Het hoeft geen betoog meer dat aan deze trend zowel positieve als negatieve kanten zitten. Mensen migreren, maar hun (eeuwenoude) culturen slagen er niet echt in zich te integreren. Het is ondertussen ook duidelijk dat de economische schaalvergroting de discrepantie tussen arm en rijk vergroot heeft, dat de technologische evolutie interactie mogelijk maakt die voordien ondenkbaar was, dat economische diversiteit vervaagt door verwestersing etc. Dit is een ruwe schets van het wereldbeeld waarin de actuele westerse mens leeft. Dat heeft een effect op zijn zelfbeeld, zijn identiteit.

 
    4)      Belang van cultureel kapitaal
Cultureel kapitaal is een begrip uit de jaren ’80. Het staat voor de indeling van de maatschappij in klassen op basis van opleiding, kennis, vaardigheden. Het houdt verband met de diploma’s die iemand behaalde, zijn interesses en hobby’s. In het kader van dit onderzoek wil ik hier toch graag even dieper op ingaan aan de hand van een tekst die het belang duidelijk schetst.
“De invloed die Bourdieu heeft gehad op de sociale theorie is moeilijk te overschatten. Net als Marx betoogde Bourdieu dat kapitaal de basis vormde van het sociale leven en iemands positie binnen de sociale orde dicteerde. Voor zowel Bourdieu als Marx geldt dat hoe meer kapitaal men heeft, des te sterkere positie men in het sociale leven inneemt. Maar Bourdieu breidde Marx' idee van kapitaal uit buiten het economische en naar het meer symbolische rijk van de cultuur. De verzameling symbolische elementen zoals vaardigheden, smaak, houding, kleding, gedrag, materiële bezittingen, geloofsbrieven, enz die men verwerft door deel uit te maken van een bepaalde sociale klasse wijst er ook op dat cultureel kapitaal een belangrijke bron van sociale ongelijkheid is. Bepaalde vormen van cultureel kapitaal worden boven andere gewaardeerd en kunnen iemands sociale mobiliteit helpen of belemmeren, op dezelfde manier als inkomen of rijkdom. Habitus is een van Bourdieu's meest invloedrijke maar dubbelzinnige concepten. Het verwijst naar de fysieke belichaming van cultureel kapitaal, naar de diepgewortelde eigenschappen, vaardigheden en disposities die we bezitten als gevolg van onze levenservaringen.
Habitus strekt zich ook uit tot onze 'smaak' voor culturele objecten zoals kunst, voedsel en kleding, met het argument dat esthetische gevoeligheden worden gevormd door de cultureel diepgewortelde habitus. Bourdieu merkte vaak op dat het zo ingesleten was dat mensen het gevoel voor het spel vaak aanzagen als natuurlijk in plaats van cultureel ontwikkeld. Dit leidt vaak tot rechtvaardiging van sociale ongelijkheid, omdat (ten onrechte) wordt aangenomen dat sommige mensen van nature geneigd zijn tot de fijnere dingen in het leven en anderen niet.
Bourdieu zag de sociale wereld als opgedeeld in verschillende arena's of 'praktijkgebieden' zoals kunst, onderwijs, religie, recht, enz., elk met hun eigen unieke reeks regels, kennis en vormen van kapitaal.
Elk veld heeft zijn eigen set van posities en praktijken, evenals zijn strijd om positie wanneer mensen hun kapitaal mobiliseren om hun eisen binnen een bepaald sociaal domein in te zetten. In de kunst merkte Bourdieu bijvoorbeeld op dat elke generatie kunstenaars de gevestigde posities van degenen die hen voorgingen omver probeerde te werpen, om vervolgens bekritiseerd te worden door de volgende generatie 'avant-garde' kunstenaars die hun eigen machtige positie binnen het veld zochten. Net als een honkbal- of voetbalveld zijn sociale velden plekken waar mensen strijden om positie en spelen om te winnen”.[262]


    5)      Ervaringseconomie
Ervaringseconomie is een nieuwe term sinds 2000 en staat voor “een nieuwe zakelijke beweging, die na de landbouw-, productie- en diensteneconomie opkwam als een insteek met sterke mogelijkheden voor verkoop en winst. De fysieke, en misschien zelfs intellectuele, behoeften zijn vervuld en de mensen zoeken naar nieuwe inhoud in hun leven. Ervaring kan zo'n inhoud geven. Pine & Gilmore noemen ervaringen ‘gedenkwaardige gebeurtenissen’. Gebeurtenissen of tekenen die een ervaring kunnen veroorzaken zijn buitengewoon. Ze moeten buiten de dagelijkse routine vallen om een ​​herinnering achter te laten. Er zijn 4 verschillende soorten ervaringen: escapistische, meeslepende, educatieve en esthetische. Studies naar ervaringseconomie zijn interdisciplinair. Het omvat economische perspectieven, bedrijfs- en managementbenaderingen, psychologische en zelfs fysiologische perspectieven, sociologische en antropologische. Mensen ervaren dat niet in isolement (althans niet altijd). Vaak ervaren ze in interacties met andere mensen, hetzij als onderdeel van een publiek of omdat ze de ervaring met hun vrienden bespreken.
Schulze lanceerde het idee van de ‘belevingssamenleving’. Hij beschreef de esthetisering van het dagelijks leven, gekenmerkt door een toenemend belang van de immateriële aspecten van producten, van menselijke relaties en van menselijke gewoonten. Het leven van mensen was veranderd in belevingsprojecten, en de samenleving in een belevingssamenleving”.[263]


    6)     Impact van het virtuele
Een zeer typerend gegeven in de hedendaagse maatschappij is de invloed van het virtuele.
“Als moderniteit een buitensporig gevoel van individualisering heeft bevorderd, duwt cybercultuur dit verder dan alles wat eerder denkbaar was. Het web verbindt iedereen, maar met zeer dunne draden die naar believen worden aangemaakt en verbroken. Veel traditionele idealen zullen het in zo'n omgeving niet volhouden, maar als er één een kans heeft, is het authenticiteit. Maar de afwijkende vormen van authenticiteit duwen in de richting van sociaal atomisme en maken sociale relaties puur instrumenteel. Deze verschuiving wordt versterkt door de mobiliteit en anonimiteit van de hedendaagse metropool. Onze sociale relaties met bedrijven, handelaars, collega's enz worden steeds onpersoonlijker”.[264]
“Ons digitale sociale netwerk zou ons meer verbonden maken. [...] En toch, eenzaamheid is groter dan ooit. Onze mogelijkheden voor een rijk en geïnspireerd leven zijn eindeloos. [...] In onze vrije tijd zitten we gebiologeerd naar onze schermen te kijken en scrollen gedachteloos langs oneindige tijdslijnen. Automatisering maakt dat we minder hoeven te werken. [...] We hebben het drukker dan ooit, onder andere doordat we voortdurend moeten reageren op impulsboodschappen op sociale media. En zijn we nog wel zo vrij, wanneer al ons doen en laten in data wordt vastgelegd en doorverkocht aan bedrijven en overheden? Vol tragiek betoogt Rushkoff dat technologie ons niet slimmer, maar dommer maakt. […] We communiceren via apps of digitale diensten. Dankzij allerlei psychologische trucjes zijn we als zombies aan onze smartphone gekluisterd. We scannen de headlines, maar lezen niet de diepere analyse. We delen een grappige afbeelding of citaat, een zogenaamde ‘meme', maar verdiepen ons niet in het beeld of de visie achter het grappige plaatje”.[265]
“Terugkeren naar jezelf, stilstaan en tot rust komen zijn ervaringen waarnaar we vandaag hongeriger zijn dan ooit”.[266]


    7)      Voeden van identiteit
“Niets bepaalt onze huidige cultuur zo sterk als creativiteit. Tegenwoordig wil en moet iedereen creatief zijn. Tegenwoordig is de esthetiek niet langer beperkt tot het gebied van kunst. Het is nu op alle terreinen meer en meer een kwestie sensuele - emotionele gebeurtenissen te produceren ten voordele van zichzelf. En ze moeten altijd iets nieuws zijn. Het nieuwe wordt bepaald in een samenspel tussen de maker en het publiek. De moderne samenleving is vooral een publieke samenleving, of het nu in de media, het bedrijfsleven of de kunst is. Het gaat niet alleen om het maken van nieuwe technische producten, maar vooral om het creëren van een nieuwe esthetische stimulans die emoties opwekt. Creativiteit is een soort prestatiedruk geworden, die altijd een vergelijking of competitie met anderen impliceert en psychologische stress kan veroorzaken. Het gaat dan over ‘zelfrealisatie’, over originaliteit: in de constante zoektocht naar je eigen speciale zelf, wil je jezelf opnieuw creëren. Dit is een maatschappelijke verwachting geworden. En deze imperatief geldt niet alleen voor het professionele leven, maar voor de hele persoon. In die zin staat het mislukken van het project van zelfrealisatie gelijk aan het totale falen van de hele persoon (burn-out, depressie).  De motiverende 'brandstof' wordt geleverd door de esthetiserende insteek van de economie”.[267]
 
Het is ook evident dat “de hang naar erkenning van je identiteit aan veel ontwikkelingen in de wereldpolitiek ten grondslag ligt. Identiteitspolitiek markeert ook een nieuwe scheidslijn tussen links en rechts; het begrip wordt geassocieerd met nationalisme en populisme, met de gepolitiseerde islam, maar aan de andere kant van het politieke spectrum ook met bescherming van minderheden. Identiteit is een betere verklaring voor het schisma in samenleving en politiek dan de klassieke economische kwesties. [...] Links koestert de diversiteit, wil minderheden hun eigen cultuur laten beleven. [...] Rechts zoekt de identiteit in een vorm van nationalisme, in het weren van immigranten. [...] De gevolgen: rechtse presidenten en premiers die de democratische verworvenheden ondermijnen en die internationale verdragen en instituties negeren. Terwijl die van cruciaal belang zijn om de grote problemen in de wereld aan te pakken.” De schrijver van het artikel vervolgd: “Ik mag dan kritiek hebben op de identiteitspolitiek van links, maar daar zie ik al die gevaren voor de democratie niet opdoemen, daar staat toch veel meer de gelijkheid van mensen voorop. [...] Populistische leiders zien in hun verkiezing een vrijbrief om die instituties te ondermijnen, zoals een onafhankelijke rechtspraak, een onpartijdig overheidsapparaat, een vrije pers. [...] Democratieën in de wereld staan onder druk, in kwantitatieve zin, want het aantal loopt terug, maar vooral in kwalitatieve zin”.[268]
 
Daarnaast kan het zoeken naar jezelf ook het gevolg zijn van een persoonlijke ontwikkeling na het loskoppelen van de actuele maatschappelijke druk. Als een proces van innerlijke groei. In de beweging naar binnen leer je jezelf kennen, je krijgt een diepere verbinding met je essentie. Je wordt je bewust van de bemoeienissen van het ego, komt tot innerlijke rust en handelt vanuit je eigen kracht.


    8)      Spirituele zingeving
“In deze prestatiegerichte maatschappij gaan mensen op zoek naar authenticiteit. Iets eigens, een ‘feel good’ moment. Een moment van bezinning, waarbij we stilstaan bij onszelf als mens en uniek persoon. Dit gebeurt vaak met behulp van spiritualiteit, mindfulness en new age. Wat dit is en hoe dit wordt bereikt, is voor iedereen anders. Persoonlijke zingeving is de nieuwe vorm van spiritualiteit. [...] Het is ontstaan uit het zoeken naar duurzame bevrediging. De samenleving is zakelijk en solistisch. [...] De grote kracht van spiritualiteit is dat mensen er op een eenvoudige manier geest, gevoel en lichaam mee in balans krijgen”.[269]
 
Mindfulness, yoga, meditatie zijn ondertussen goed ingeburgerd in onze westerse maatschappij.
Ze worden alle drie aanbevolen voor stressvermindering en meer innerlijke rust en stabiliteit in het leven.
Ze gaan uit van geconcentreerde aandacht op iets: de ademhaling, een lichaamshouding of een bezigheid.
De verschillen zitten in de wijze waarop ze de aandacht richten. Tijdens meditatie is je aandacht bij je ademhaling en kan je focussen op een uitspraak of een voorwerp. Tijdens yoga is je aandacht bij je ademhaling, terwijl je bewust wordt van je lichaam in een bepaalde houding. Mindfulness is het richten van je aandacht bij je dagelijks doen en laten.
Terwijl yoga en meditatie oude oosterse technieken zijn, is mindfulness een recente, wetenschappelijk onderbouwde aandachtstraining.  “Mindfulness heeft vooral te maken met aandacht en bewustzijn, dat zijn universele menselijke eigenschappen. Maar in onze samenleving hebben we de neiging om deze capaciteiten als vanzelfsprekend te beschouwen en denken we er niet aan om ze systematisch te ontwikkelen in dienst van zelfinzicht en wijsheid. Meditatie is het proces waarbij we onze aandacht en ons bewustzijn verdiepen, verfijnen en praktischer gebruiken in ons leven”.[270] “Mindfulness betekent op een bepaalde manier aandacht schenken: doelbewust, in het huidige moment en niet-oordelend. Dit soort aandacht voedt een groter bewustzijn, helderheid en acceptatie van de realiteit van het huidige moment. Het maakt ons bewust van het feit dat ons leven zich slechts in momenten ontvouwt.
Mindfulness biedt een eenvoudig maar krachtige pad om onszelf los te maken, weer in contact te brengen met onze eigen wijsheid en vitaliteit. Het is een manier om de leiding te nemen over de richting en kwaliteit van ons eigen leven, inclusief onze relaties binnen het gezin, onze relatie met het werk en met de grotere wereld en planeet, en vooral onze relatie met onszelf als persoon”.[271]
 
“Een geheel nieuwe ontwikkeling is de grootschalige openstelling voor spiritualiteit buiten de religieuze structuren. Dit is deels als gevolg van de spirituele leringen die buiten de gevestigde religies zijn ontstaan, maar ook door een instroom van de oude oosterse wijsheidsleringen. En door een groeiend aantal aanhangers van traditionele religies die in staat is om identificatie met vorm, dogma's en starre geloofssystemen los te laten en de oorspronkelijke diepte te ontdekken die verborgen ligt in hun eigen spirituele traditie, terwijl ze tegelijkertijd de diepte in zichzelf ontdekken. Hoe spiritueel je bent, heeft niets te maken met wat je gelooft, maar alles met de staat van bewustzijn. Dat bepaalt op zijn beurt hoe je in de wereld handelt en met anderen omgaat”.[272]


________________________________ 
[248] (Verschaffel, 2002)
[249] (Review: Art for Art’s Sake? The impact of Arts Education, 2013)
[250] (Verhaeghe, 2012, pp. 37, 40)
[251] (Verhaeghe, 2009, p. 18)
[252] (Gary Becker’s concept of human capital, 2017)
[253] Uitleg menselijk kapitaal in economie: https://www.greelane.com/nl/science-tech-math/sociale-wetenschappen/human-capital-definition-examples-4582638/
[254] (Verhaeghe, 2018, pp. 3, 5)
[255] Ibid., p. 2
[256] (Verhaeghe, 2012, p. 40)
[257] Ibid., p. 40
[258] Ibid.
[259] Ibid., pp. 39-40
[260] (Gauntlett, 2008, pp. 104-105) 
[261] (Cayol, 2018, pp. 31, 33)
[262] (Cultural Capital. Pierre Bourdieu, 2016)
[263] (Sundbo & Flemming, 2013, pp. 4-6, 47) Pine & Gilmore, bedenkers van term ervaringseconomie
[264] (Legenhausen, 2003, pp. 14-15, 18)
[265] (Duijne, 2020)
[266] (Vermeulen, 2019, p. D6)
[267] (Kroll, 2013)
[268] (Welgraven, 2019)
[269] (Katinka, 2012)
[270] (Kabat-Zinn, 2005, p. 10) 
[271] Ibid., p. 14
[272]
(Tolle, 2008, p. 16)