5. A. IN WELKE WERELD LEEFT DIE TOESCHOUWER
We beperken ons
tot West-Europa, in overeenstemming met de afbakening van het praktisch
onderzoek. In de meeste landen die hiertoe behoren zijn begrippen als Neoliberalisme,
Postmodern, Cultureel kapitaal, Ervaringseconomie, Zelfrealisatie, impact van
het Virtuele en zoektocht naar Spirituele Zingeving belangrijke aspecten van de
samenleving. Het is een wereld waarin kerk, staat, wetenschap en economie los staan
van elkaar, maar tegelijkertijd invloed op elkaar blijven uitoefenen.
Hiermee schetsen
we het decor waarin de hedendaagse mens, in casu de volwassen toeschouwer met nood aan info,
zich beweegt. We zijn er ons van bewust dat er ook tegenstromingen zijn, kleine
niches waarin andere accenten gelegd worden.
Wellicht volstaat dit
als ruwe schets van de actuele leefwereld van de westerse volwassene. In die
wereld leeft de toeschouwer en ook de kunstenaar. Hedendaagse kunst groeit
vanuit die wereld en heeft er dus nauwe banden mee.
Toevallig is de kunstscene
“een van de zeldzame plaatsen waar tamelijk vrij gereflecteerd en
geëxperimenteerd kan worden met de betekenissen waarvan deze samenleving leeft”.[248] In die zin zou het ook wel interessant zijn voor de hedendaagse
toeschouwer om vertrouwd te raken met die hedendaagse kunst. Daarom pleit het
OESO dan ook voor het belang van kunsteducatie op school. “Er is volgens de
OESO niet alleen een positieve impact van kunsteducatie op niet-artistieke
skills of op innovatie in de arbeidsmarkt, maar ook op de
persoonlijkheidsvorming en sociale ontwikkeling van kinderen en jongeren. Kunst
biedt kinderen immers een heel andere manier om de wereld te begrijpen dan,
bijvoorbeeld, de wetenschap. Kunsteducatie biedt leerlingen de kans om zich
vrij uit te drukken en om te ontdekken, exploreren en experimenteren. Het biedt
hen tevens een veilige context voor introspectie en het vinden van persoonlijk
betekenis.” “Nog volgens het rapport concentreert de positieve invloed van kunsteducatie
zich op 'innovatieve vaardigheden', wat zich uit in vrij denken, creativiteit
en sociale - en gedragsvaardigheden. Creatieve en kritische denkers zijn
volgens de OESO immers cruciaal als bouwsteen voor onze snel veranderende
maatschappij en economie”.[249]
1) Neoliberaal
“Elk
maatschappelijk bestel bepaalt zowel de identiteitsontwikkeling als de
eventuele stoornissen van haar leden.” We leven nu in een neoliberale
samenleving “waar alles een product geworden is”,[250] volgens Verhaeghe. Bekeken vanuit zijn optiek als hoogleraar klinische
psychologie en psychoanalyse verduidelijkt hij zijn uitspraak als volgt: “de
hedendaagse overtuiging is dat het onmiddellijk kan (ja, móet), en dat het
volstaat ervoor te betalen. De voornaamste overblijvende beperkingen zijn van
financiële aard, in combinatie met gezondheidsadviezen. Die onmiddellijkheid
(Nog één muisklik en u bent er) valt echter dik tegen, iets blijkt altijd net
niet bereikbaar. Blijven proberen voert onvermijdelijk tot steeds verdere
vormen van grensoverschrijding. Het effect daarvan is niet wat men hoopt en/of
vreest. We verdwijnen niet in grenzeloze toestanden van genot, zoals sommige
moraalridders ons voorhouden. Eerder verzeilen we in een zone van verveling en
agressief geladen frustratie met een groeiend gevoel van naamloze onveiligheid
en angst. Dit is des te vreemder omdat het merendeel van ons in een van de
veiligste omgevingen ter wereld leeft”.[251]
Een term die
typerend is voor de actuele maatschappij is ‘human kapital’ oftewel het
investeren in ontwikkelen van vaardigheden in functie van de waarde op de
economische markt. Bedenker van deze term “ging ervan uit dat mensen
realistisch zouden zijn in het berekenen hoeveel ze in hun eigen menselijk
kapitaal moeten investeren. Ze zouden de verwachte toekomstige inkomsten uit
verschillende loopbaankeuzes vergelijken en rekening houden met de kosten van
het verwerven van de opleiding om deze carrières na te streven, inclusief de
tijd die op de banken wordt doorgebracht. Hij wist dat de werkelijkheid veel
rommeliger was, met beslissingen die geplaagd werden door onzekerheid en
ingewikkelde motivaties. Hij beschreef zijn model als een 'economische manier
van kijken naar het leven'. De oorspronkelijke analyse van Becker was gericht
op de persoonlijke voordelen voor studenten, maar economen die in zijn
voetsporen traden, breidden hun studiegebied uit met de bredere sociale
voordelen van het hebben van een goed opgeleide bevolking. Hij gebruikte zijn ‘economische
benadering’ om naar alles te kijken; van de motieven van criminelen en
drugsverslaafden tot de evolutie van gezinsstructuren en discriminatie van
minderheden. In 1992 kreeg hij de Nobelprijs voor het uitbreiden van de
economische analyse naar nieuwe gebieden van menselijk gedrag”.[252]
Momenteel wordt menselijk kapitaalmanagement ingezet in het bedrijfsleven om
meer rendement uit de werknemers te halen. “Volgens de theorie van het
menselijk kapitaal zal een adequate investering in mensen resulteren in een
groeiende economie”.[253] Dit is een maatschappijbeeld dat sterk vanuit
economische groei denkt. Maar een mens is niet gelijk te stellen aan zijn job,
zijn opleiding, zijn verdienste in de economie, zijn rang in het bedrijf.
“Als het betekent
dat er maar een iemand kan winnen en dat de ander sowieso verliest, dan
ondergraaft dat de natuurlijke verbondenheid tussen mensen. De mens is van
nature én een competitief wezen én een sociaal wezen. Wat het neoliberalisme
heeft gedaan, is dat eerste aspect benadrukken en het tweede ontkennen. […] Vanaf
het moment dat geld het criterium voor geluk of het goede leven wordt, dan is
het nooit genoeg, omdat er geen intrinsiek criterium is. […] Op zoek naar
intrinsieke motivatie, dus? Fundamenteler nog, we moeten een aantal
organisaties, van arbeids- tot bredere maatschappelijke organisaties, weer gaan
definiëren in termen van samenwerking in plaats van competitie. Ik heb het dan
over autonomie in verbondenheid. Je met anderen verbinden zonder je autonomie
te verliezen”.[254]
“Wat is het
huidige ideaal? […] Sinds de jaren 60, 70 van de vorige eeuw is er sprake van
een toenemende mate van individualisering. Dat was in eerste instantie een heel
gunstige evolutie. De maatschappij van voor 1960 was extreem verzuild. Iedereen
moest tot een bepaalde groep behoren en je diende je conform die groep te
gedragen. Maar we zijn erin doorgeslagen. Een halve eeuw later bevinden we ons
aan de andere kant van het spectrum. We zijn niet meer zozeer individu, maar
heel eenzame individuen [...] En ja, dat draagt bij aan het ontstaan van die
stoornissen, zeker als het gaat om depressie en angst”.[255] “Onderhuids leeft er angst, van faalangst tot ruimere sociale angst”.[256] Het “huidige onbehagen van het postmoderne individu is een effect van
een teveel aan genot en een tekort aan groep”.[257] Anders verwoord, het “meritocratisch systeem
gaat heel snel bepaalde persoonlijkheidskenmerken privilegiëren en andere
afstraffen, waarmee het bestel zichzelf in stand houdt”.[258] Aspecten die dan bovenaan het lijstje staan zijn: “het competitieve ...
individualisme ... flexibiliteit .... Met als prijs een oppervlakkige en
instabiele identiteit. [….] In mijn visie is het belangrijkste effect de
verschuiving van intrinsiek naar extrinsiek”.[259]
2)
Postmodern
“De karakteriseringen
van het recente sociale leven die andere theoretici als postmodern hebben
bestempeld zijn cultureel zelfbewustzijn, verhoogde oppervlakkigheid,
consumentisme, scepsis ten opzichte van theorieën die alles willen verklaren
('metanarratives' zoals wetenschap, religie of marxisme) enzovoort.
In moderne
samenlevingen - waarmee we niet 'samenlevingen van vandaag' bedoelen, maar
'samenlevingen waar de moderniteit goed ontwikkeld is' - wordt zelfidentiteit
een onontkoombaar probleem. Zelfs degenen die zouden zeggen dat ze nooit hebben
nagedacht of zich zorgen maakten over hun eigen identiteit, zullen
onvermijdelijk gedwongen zijn geweest om gedurende hun hele leven belangrijke
keuzes te maken, van alledaagse vragen over kleding, uiterlijk en vrije tijd
tot ingrijpende beslissingen over relaties, overtuigingen en beroepen”.[260]
“Slow art, slow
life, slow food, slow product worden 'waarden', kwaliteitslabels, aangeprezen
als onderdeel van de utopie van een terugkeer naar de natuur, symbool van
onschuld en het verloren paradijs, de cultus van de langzaamheid wordt dan een
ideaal dat in alle omstandigheden moet worden gevolgd, een reactie die de
gevolgen van de industriële en de digitale evolutie aan de schandpaal nagelt. […]
De ziekte van de haastige mens kan niet worden behandeld door de moderne tijd
af te wijzen, maar door deze te relativeren: ik wil op mijn horloge kunnen
kijken, vaart maken als het moet, maar ik wil er ook zijn voor anderen, bidden,
overdenken, hopen, een spirituele tijd hebben”.[261] Dit is een trend die ondertussen opgang maakt.
Mensen op zoek naar zichzelf, vaak na een pas op de plaats door ziekte,
burn-out, een tragische gebeurtenis in hun leven, ervaren een leven gebaseerd
op eigen ritme en eigen behoeften als veel waardevoller dan wat mainstream
gangbaar is.
We zitten volop in
een wereld waarin op alle terreinen van de maatschappij uitwisseling op
mondiaal niveau mogelijk is: politiek, economisch, sociaal, wetenschappelijk, militair,
cultureel en artistiek.
De effecten van
een wereldwijde handel op de hedendaagse mens zijn enorm. De mogelijkheden die
door de razendsnel evoluerende IT technieken worden geboden, ondersteunen de
uitwisseling van informatie, diensten en goederen. Het kapitaal, meer bepaald
het winst-principe, is hierbij de grote drijfveer.
Het hoeft geen
betoog meer dat aan deze trend zowel positieve als negatieve kanten zitten. Mensen
migreren, maar hun (eeuwenoude) culturen slagen er niet echt in zich te
integreren. Het is ondertussen ook duidelijk dat de economische
schaalvergroting de discrepantie tussen arm en rijk vergroot heeft, dat de
technologische evolutie interactie mogelijk maakt die voordien ondenkbaar was,
dat economische diversiteit vervaagt door verwestersing etc. Dit is een ruwe
schets van het wereldbeeld waarin de actuele westerse mens leeft. Dat heeft een
effect op zijn zelfbeeld, zijn identiteit.
4) Belang van cultureel kapitaal
Cultureel kapitaal
is een begrip uit de jaren ’80. Het staat voor de indeling van de maatschappij in
klassen op basis van opleiding, kennis, vaardigheden. Het houdt verband met de diploma’s
die iemand behaalde, zijn interesses en hobby’s. In het kader van dit onderzoek
wil ik hier toch graag even dieper op ingaan aan de hand van een tekst die het
belang duidelijk schetst.
“De invloed die
Bourdieu heeft gehad op de sociale theorie is moeilijk te overschatten. Net als
Marx betoogde Bourdieu dat kapitaal de basis vormde van het sociale leven en
iemands positie binnen de sociale orde dicteerde. Voor zowel Bourdieu als Marx
geldt dat hoe meer kapitaal men heeft, des te sterkere positie men in het
sociale leven inneemt. Maar Bourdieu breidde Marx' idee van kapitaal uit buiten
het economische en naar het meer symbolische rijk van de cultuur. De
verzameling symbolische elementen zoals vaardigheden, smaak, houding, kleding,
gedrag, materiële bezittingen, geloofsbrieven, enz die men verwerft door deel
uit te maken van een bepaalde sociale klasse wijst er ook op dat cultureel
kapitaal een belangrijke bron van sociale ongelijkheid is. Bepaalde vormen van
cultureel kapitaal worden boven andere gewaardeerd en kunnen iemands sociale
mobiliteit helpen of belemmeren, op dezelfde manier als inkomen of rijkdom.
Habitus is een van Bourdieu's meest invloedrijke maar dubbelzinnige concepten.
Het verwijst naar de fysieke belichaming van cultureel kapitaal, naar de
diepgewortelde eigenschappen, vaardigheden en disposities die we bezitten als
gevolg van onze levenservaringen.
Habitus strekt
zich ook uit tot onze 'smaak' voor culturele objecten zoals kunst, voedsel en
kleding, met het argument dat esthetische gevoeligheden worden gevormd door de
cultureel diepgewortelde habitus. Bourdieu merkte vaak op dat het zo ingesleten
was dat mensen het gevoel voor het spel vaak aanzagen als natuurlijk in plaats
van cultureel ontwikkeld. Dit leidt vaak tot rechtvaardiging van sociale
ongelijkheid, omdat (ten onrechte) wordt aangenomen dat sommige mensen van
nature geneigd zijn tot de fijnere dingen in het leven en anderen niet.
Bourdieu zag de
sociale wereld als opgedeeld in verschillende arena's of 'praktijkgebieden'
zoals kunst, onderwijs, religie, recht, enz., elk met hun eigen unieke reeks
regels, kennis en vormen van kapitaal.
Elk veld heeft
zijn eigen set van posities en praktijken, evenals zijn strijd om positie wanneer
mensen hun kapitaal mobiliseren om hun eisen binnen een bepaald sociaal domein
in te zetten. In de kunst merkte Bourdieu bijvoorbeeld op dat elke generatie kunstenaars
de gevestigde posities van degenen die hen voorgingen omver probeerde te
werpen, om vervolgens bekritiseerd te worden door de volgende generatie
'avant-garde' kunstenaars die hun eigen machtige positie binnen het veld
zochten. Net als een honkbal- of voetbalveld zijn sociale velden plekken waar
mensen strijden om positie en spelen om te winnen”.[262]
5) Ervaringseconomie
Ervaringseconomie is
een nieuwe term sinds 2000 en staat voor “een nieuwe zakelijke beweging, die na
de landbouw-, productie- en diensteneconomie opkwam als een insteek met sterke
mogelijkheden voor verkoop en winst. De fysieke, en misschien zelfs
intellectuele, behoeften zijn vervuld en de mensen zoeken naar nieuwe inhoud in
hun leven. Ervaring kan zo'n inhoud geven. Pine & Gilmore noemen ervaringen
‘gedenkwaardige gebeurtenissen’. Gebeurtenissen of tekenen die een ervaring
kunnen veroorzaken zijn buitengewoon. Ze moeten buiten de dagelijkse routine
vallen om een herinnering
achter te laten. Er zijn 4 verschillende soorten ervaringen: escapistische,
meeslepende, educatieve en esthetische. Studies naar ervaringseconomie zijn
interdisciplinair. Het omvat economische perspectieven, bedrijfs- en
managementbenaderingen, psychologische en zelfs fysiologische perspectieven, sociologische
en antropologische. Mensen ervaren dat niet in isolement (althans niet altijd).
Vaak ervaren ze in interacties met andere mensen, hetzij als onderdeel van een publiek
of omdat ze de ervaring met hun vrienden bespreken.
Schulze lanceerde
het idee van de ‘belevingssamenleving’. Hij beschreef de esthetisering van het
dagelijks leven, gekenmerkt door een toenemend belang van de immateriële
aspecten van producten, van menselijke relaties en van menselijke gewoonten.
Het leven van mensen was veranderd in belevingsprojecten, en de samenleving in
een belevingssamenleving”.[263]
6) Impact van het virtuele
Een zeer typerend
gegeven in de hedendaagse maatschappij is de invloed van het virtuele.
“Als moderniteit
een buitensporig gevoel van individualisering heeft bevorderd, duwt
cybercultuur dit verder dan alles wat eerder denkbaar was. Het web verbindt
iedereen, maar met zeer dunne draden die naar believen worden aangemaakt en
verbroken. Veel traditionele idealen zullen het in zo'n omgeving niet
volhouden, maar als er één een kans heeft, is het authenticiteit. Maar de
afwijkende vormen van authenticiteit duwen in de richting van sociaal atomisme
en maken sociale relaties puur instrumenteel. Deze verschuiving wordt versterkt
door de mobiliteit en anonimiteit van de hedendaagse metropool. Onze sociale
relaties met bedrijven, handelaars, collega's enz worden steeds onpersoonlijker”.[264]
“Ons digitale
sociale netwerk zou ons meer verbonden maken. [...] En toch, eenzaamheid is
groter dan ooit. Onze mogelijkheden voor een rijk en geïnspireerd leven zijn
eindeloos. [...] In onze vrije tijd zitten we gebiologeerd naar onze schermen
te kijken en scrollen gedachteloos langs oneindige tijdslijnen. Automatisering
maakt dat we minder hoeven te werken. [...] We hebben het drukker dan ooit,
onder andere doordat we voortdurend moeten reageren op impulsboodschappen op
sociale media. En zijn we nog wel zo vrij, wanneer al ons doen en laten in data
wordt vastgelegd en doorverkocht aan bedrijven en overheden? Vol tragiek
betoogt Rushkoff dat technologie ons niet slimmer, maar dommer maakt. […] We
communiceren via apps of digitale diensten. Dankzij allerlei psychologische
trucjes zijn we als zombies aan onze smartphone gekluisterd. We scannen de
headlines, maar lezen niet de diepere analyse. We delen een grappige afbeelding
of citaat, een zogenaamde ‘meme', maar verdiepen ons niet in het beeld of de
visie achter het grappige plaatje”.[265]
“Terugkeren naar
jezelf, stilstaan en tot rust komen zijn ervaringen waarnaar we vandaag
hongeriger zijn dan ooit”.[266]
7) Voeden van identiteit
“Niets bepaalt
onze huidige cultuur zo sterk als creativiteit. Tegenwoordig wil en moet
iedereen creatief zijn. Tegenwoordig is de esthetiek niet langer beperkt tot
het gebied van kunst. Het is nu op alle terreinen meer en meer een kwestie
sensuele - emotionele gebeurtenissen te produceren ten voordele van zichzelf.
En ze moeten altijd iets nieuws zijn. Het nieuwe wordt bepaald in een samenspel
tussen de maker en het publiek. De moderne samenleving is vooral een publieke
samenleving, of het nu in de media, het bedrijfsleven of de kunst is. Het gaat
niet alleen om het maken van nieuwe technische producten, maar vooral om het
creëren van een nieuwe esthetische stimulans die emoties opwekt. Creativiteit
is een soort prestatiedruk geworden, die altijd een vergelijking of competitie
met anderen impliceert en psychologische stress kan veroorzaken. Het gaat dan
over ‘zelfrealisatie’, over originaliteit: in de constante zoektocht naar je
eigen speciale zelf, wil je jezelf opnieuw creëren. Dit is een maatschappelijke
verwachting geworden. En deze imperatief geldt niet alleen voor het
professionele leven, maar voor de hele persoon. In die zin staat het mislukken
van het project van zelfrealisatie gelijk aan het totale falen van de hele
persoon (burn-out, depressie). De
motiverende 'brandstof' wordt geleverd door de esthetiserende insteek van de
economie”.[267]
Het is ook evident
dat “de hang naar erkenning van je identiteit aan veel ontwikkelingen in de
wereldpolitiek ten grondslag ligt. Identiteitspolitiek markeert ook een nieuwe
scheidslijn tussen links en rechts; het begrip wordt geassocieerd met
nationalisme en populisme, met de gepolitiseerde islam, maar aan de andere kant
van het politieke spectrum ook met bescherming van minderheden. Identiteit is
een betere verklaring voor het schisma in samenleving en politiek dan de
klassieke economische kwesties. [...] Links koestert de diversiteit, wil
minderheden hun eigen cultuur laten beleven. [...] Rechts zoekt de identiteit
in een vorm van nationalisme, in het weren van immigranten. [...] De gevolgen:
rechtse presidenten en premiers die de democratische verworvenheden ondermijnen
en die internationale verdragen en instituties negeren. Terwijl die van
cruciaal belang zijn om de grote problemen in de wereld aan te pakken.” De
schrijver van het artikel vervolgd: “Ik mag dan kritiek hebben op de
identiteitspolitiek van links, maar daar zie ik al die gevaren voor de
democratie niet opdoemen, daar staat toch veel meer de gelijkheid van mensen
voorop. [...] Populistische leiders zien in hun verkiezing een vrijbrief om die
instituties te ondermijnen, zoals een onafhankelijke rechtspraak, een
onpartijdig overheidsapparaat, een vrije pers. [...] Democratieën in de wereld
staan onder druk, in kwantitatieve zin, want het aantal loopt terug, maar
vooral in kwalitatieve zin”.[268]
Daarnaast kan het
zoeken naar jezelf ook het gevolg zijn van een persoonlijke ontwikkeling na het
loskoppelen van de actuele maatschappelijke druk. Als een proces van innerlijke
groei. In de beweging naar binnen leer je jezelf kennen, je krijgt een diepere
verbinding met je essentie. Je wordt je bewust van de bemoeienissen van het ego,
komt tot innerlijke rust en handelt vanuit je eigen kracht.
8) Spirituele zingeving
“In deze prestatiegerichte
maatschappij gaan mensen op zoek naar authenticiteit. Iets eigens, een ‘feel
good’ moment. Een moment van bezinning, waarbij we stilstaan bij onszelf als
mens en uniek persoon. Dit gebeurt vaak met behulp van spiritualiteit,
mindfulness en new age. Wat dit is en hoe dit wordt bereikt, is voor iedereen
anders. Persoonlijke zingeving is de nieuwe vorm van spiritualiteit. [...] Het
is ontstaan uit het zoeken naar duurzame bevrediging. De samenleving is
zakelijk en solistisch. [...] De grote kracht van
spiritualiteit is dat mensen er op een eenvoudige manier geest, gevoel en
lichaam mee in balans krijgen”.[269]
Mindfulness, yoga,
meditatie zijn ondertussen goed ingeburgerd in onze westerse maatschappij.
Ze worden alle drie
aanbevolen voor stressvermindering en meer innerlijke rust en stabiliteit in
het leven.
Ze gaan uit van
geconcentreerde aandacht op iets: de ademhaling, een lichaamshouding of een
bezigheid.
De verschillen
zitten in de wijze waarop ze de aandacht richten. Tijdens meditatie is je
aandacht bij je ademhaling en kan je focussen op een uitspraak of een voorwerp.
Tijdens yoga is je aandacht bij je ademhaling, terwijl je bewust wordt van je
lichaam in een bepaalde houding. Mindfulness is het richten van je aandacht bij
je dagelijks doen en laten.
Terwijl yoga en meditatie
oude oosterse technieken zijn, is mindfulness een recente, wetenschappelijk
onderbouwde aandachtstraining. “Mindfulness
heeft vooral te maken met aandacht en bewustzijn, dat zijn universele
menselijke eigenschappen. Maar in onze samenleving hebben we de neiging om deze
capaciteiten als vanzelfsprekend te beschouwen en denken we er niet aan om ze
systematisch te ontwikkelen in dienst van zelfinzicht en wijsheid. Meditatie is
het proces waarbij we onze aandacht en ons bewustzijn verdiepen, verfijnen en
praktischer gebruiken in ons leven”.[270]
“Mindfulness betekent op een bepaalde manier aandacht schenken: doelbewust, in
het huidige moment en niet-oordelend. Dit soort aandacht voedt een groter
bewustzijn, helderheid en acceptatie van de realiteit van het huidige moment.
Het maakt ons bewust van het feit dat ons leven zich slechts in momenten
ontvouwt.
Mindfulness biedt
een eenvoudig maar krachtige pad om onszelf los te maken, weer in contact te
brengen met onze eigen wijsheid en vitaliteit. Het is een manier om de leiding
te nemen over de richting en kwaliteit van ons eigen leven, inclusief onze
relaties binnen het gezin, onze relatie met het werk en met de grotere wereld
en planeet, en vooral onze relatie met onszelf als persoon”.[271]
“Een geheel nieuwe
ontwikkeling is de grootschalige openstelling voor spiritualiteit buiten de
religieuze structuren. Dit is deels als gevolg van de spirituele leringen die
buiten de gevestigde religies zijn ontstaan, maar ook door een instroom van de
oude oosterse wijsheidsleringen. En door een groeiend aantal aanhangers van
traditionele religies die in staat is om identificatie met vorm, dogma's en
starre geloofssystemen los te laten en de oorspronkelijke diepte te ontdekken
die verborgen ligt in hun eigen spirituele traditie, terwijl ze tegelijkertijd
de diepte in zichzelf ontdekken. Hoe spiritueel je bent, heeft niets te maken
met wat je gelooft, maar alles met de staat van bewustzijn. Dat bepaalt op zijn
beurt hoe je in de wereld handelt en met anderen omgaat”.[272]
________________________________
[248] (Verschaffel, 2002)
[249] (Review: Art for
Art’s Sake? The impact of Arts Education, 2013)
[250] (Verhaeghe, 2012, pp. 37, 40)
[251]
(Verhaeghe, 2009, p. 18)
[252] (Gary Becker’s concept of human capital, 2017)
[253]
Uitleg menselijk kapitaal in economie: https://www.greelane.com/nl/science-tech-math/sociale-wetenschappen/human-capital-definition-examples-4582638/
[254](Verhaeghe, 2018, pp. 3, 5)
[255]
Ibid., p. 2
[256]
(Verhaeghe, 2012, p. 40)
[257]
Ibid., p. 40
[258] Ibid.
[259]
Ibid., pp. 39-40
[260] (Gauntlett, 2008,
pp. 104-105)
[261] (Cayol, 2018, pp. 31, 33)
[262] (Cultural Capital. Pierre
Bourdieu, 2016)
[263]
(Sundbo & Flemming, 2013, pp. 4-6, 47) Pine & Gilmore,
bedenkers van term ervaringseconomie
[264](Legenhausen,
2003, pp. 14-15, 18)
[265]
(Duijne, 2020)
[266]
(Vermeulen, 2019, p. D6)
[267]
(Kroll, 2013)
[268]
(Welgraven, 2019)
[269]
(Katinka, 2012)
[270]
(Kabat-Zinn, 2005, p. 10)
[271]Ibid., p. 14
[272]
(Tolle, 2008, p. 16)
[254]
[264]
[271]