2. B. WAAR DE CURATOR AANDACHT AAN BESTEEDT

Een spilfiguur die sinds de tweede helft van de twintigste eeuw niet meer weg te denken is uit de actuele kunstwereld is de curator. Binnen het complex gegeven dat een museale instelling is, hoe klein ook, is er iemand die de tentoonstellingen organiseert en er verantwoordelijk voor is. Die persoon kan vast of freelance werken, solo of met meerdere, hij kan kunstenaar of wetenschapper zijn, ... Belangrijk is dat het gebeurt in overeenstemming met de visie van de instelling waarvoor hij werkt.

Hij beweegt zich met een selectie van voorwerpen in “het gebied waar de gebouwde omgeving, ruimtes, en communicatie bijeen komen.” Hij gaat over het “vormgeven van een idee, een concept van een tentoonstelling: een verhaal met betrekking tot (kunst)voorwerpen in een ruimte”.[33]

Ik beperk me tot dat aspect binnen zijn wijdvertakte taak die er voor mijn opzet toe doet: de presentatie en de link naar de toeschouwers.

 

“De curator moet flexibel zijn. Soms is hij de dienaar, soms de assistent, soms geeft hij kunstenaars ideeën over hoe ze hun werk kunnen presenteren; in groepstentoonstellingen is hij de coördinator, in thematische tentoonstellingen de uitvinder. Maar het belangrijkste van cureren is om het met enthousiasme en liefde te doen - met een beetje obsessiviteit”, verklaart Szeemann in een gesprek met Obrist.[34] In een interview stelt curator Kasper König: “als we ons werk goed doen, dan verdwijnen we er achter”.[35] Dit zijn uitspraken van enkele grote namen binnen de curator-wereld.

Zo lijkt het wel alsof de curator een perfecte uitvinding is om zowel museum, kunstenaar als bezoeker een maximale voldoening te kunnen bieden.

 

Zowel het museum of aanverwante instelling, als de curator hebben een bepaalde uitstraling. Hun naam staat voor een bepaalde visie en dynamiek. Hun samenwerking heeft een meerwaarde voor beide partijen.

Maar uit een aantal artikels en interviews komt toch een ander beeld naar voren. Een aantal curatoren konden zich binnen de internationale scene van belangrijke hedendaagse musea en tentoonstellingen profileren tot bekende figuren. “Veel critici hebben erop gewezen dat curatoren zoals Szeemann, Obrist en anderen in feite kunstenaars zijn die het medium van de tentoonstelling gebruiken”.[36]

Collega-curatoren uit de twintigste eeuw laten in interviews optekenen wat voor hen de essentie is van wat zij doen: “Mijn focus lag vanaf het begin altijd op het heden -het onmiddellijke heden- dat ik cruciaal vond voor de ontwikkeling van kunst. Dit betekent dat ik nooit concessies heb gedaan aan de smaak van het publiek, of ruimte heb gegeven aan afgeleide kunst, in welke vorm dan ook, in de tentoonstellingen die ik heb georganiseerd”.[37]

“Met alle respect voor het werk van kunstenaars, kunst moet vooruit! Ik heb altijd geprobeerd te ontdekken waar de innovatieve ideeën waren, waar het nieuwe idee vandaan kwam. In de zin dat 'kunst kunst definieert'. Vanuit dat standpunt heb ik mijn programma ontwikkeld”.[38]

“Ik heb mezelf altijd beschouwd als een 'coproducent' van kunst. Begrijp me nu niet verkeerd. Ik bedoel dit niet in de zin van het dicteren van een kunstenaar, maar eerder in de zin van deelnemen als museum -als een bemiddelende instelling- in het proces dat een werk transformeert in een kunstwerk. Het was duidelijk dat ik niets hoefde te doen voor werken die al algemeen als kunst aanvaard waren. Daarom was ik geïnteresseerd in de werken die dat nog niet waren en dus nog steeds werken waren, geen kunstwerken”.[39]

Dit zijn natuurlijk stellingnames van curators die zich scherp profileerden. Niet elke curator had die ambitie of bevond zich op een plek waar hij de inhoud van de job zo naar zijn hand kon zetten. Wat die uitspraken aan het licht brengen zijn de zwakkere plekken in de samenwerking met de andere spelers: zowel de organisatie waarbinnen hij werkt, de relatie tot de kunstenaar en zijn werk. De toeschouwer heeft hier normaliter geen weet van. Voor hem is niet duidelijk of te achterhalen wat tot het verhaal van het kunstwerk behoort en wat de inbreng is van de curator.

Hij kan het, goed bedoeld, nog lastiger maken voor de toeschouwer die niet geschoold is in de hedendaagse kunst. Bekeken vanuit hun perspectief is “kunst heel specialistisch geworden en moet je zoveel referenties kennen om het goed te begrijpen”.[40]

Die sterrenfase is ondertussen nog niet bekoeld. “Een nieuw type curator heeft zijn intrede gedaan in de kunstwereld: de celebrity-curator. Werd de gastcurator uitgenodigd vanwege zijn specifieke deskundigheid, bij de celebrity-curator telt vooral diens roem en onmetelijke passie voor de kunst. [...] Ze lijken steeds vaker op te duiken in de Nederlandse musea: tentoonstellingen die zijn samengesteld door bekende personen die hun sporen buiten de kunstwereld hebben verdiend. De entertainment-cultuur knabbelt aan de ivoren toren van de hoge kunst”.[41]

 

Tegelijk is momenteel ook een meer communicatief model gangbaar waarbij de curator zich bewuster is van de impact die zijn inbreng heeft.

“Ik denk dat ons probleem op het gebied van curatorschap was om ons ervan bewust te worden dat die persoon - in dit geval ik - een acteur was in dit proces, en dat hij of zij invloed had op wat er werd getoond; en dat je ervan bewust bent dat dit deel uitmaakt van het kijken naar kunst en het begrijpen hoe kunstkeuzes gemaakt worden”.[42]

“Je kunt de hoek om lopen en een geweldige ervaring hebben. We moeten niet vergeten dat in al onze -je kan het arrogantie noemen- over het maken van de mooiste of de meest effectieve installatie, waar het leven in het leven om gaat zijn ontmoetingen”.[43]

Een “tentoonstellingsmaker selecteert een aantal objecten, waarbij repressief wordt opgetreden ten opzichte van andere objecten, om die vervolgens op basis van logica in welbepaalde samenhang te presenteren. De tentoonstelling [...] gebaseerd op een zekere notie van het 'object' en op een systeem dat moet toelaten de objecten te 'ordenen'. [...] Ook gekoppeld, expliciet dan wel impliciet, aan een zekere vorm van evaluatie. [...] In naam van het publiek dat de tentoonstellingsmaker beweert of meent te bedienen. [...] De tentoonstelling is dan ook een machtig medium: ze bepaalt mee de perceptie van een cultureel object en van de cultuur die door dit object wordt vertegenwoordigd. Op die manier geeft de tentoonstelling tegelijk (ideologisch) vorm aan cultuur die ze presenteert. [...] De tentoonstellingsmaker draagt dan ook een grote verantwoordelijkheid en moet ter verantwoording kunnen worden geroepen”.[44]

 

En waar blijft de toeschouwer met nood aan info in dit verhaal? Hoe kijkt de curator naar die actor?

“We leven in anti-autoritaire tijden. De meester, de expert, de kenner, ze zijn er nog wel, maar hun publieke aura is verbleekt. Dit betekent echter niet dat mensen geen voorbeelden meer nodig hebben. Ze verwachten er alleen andere dingen van. Mensen willen niet meer de weg gewezen worden, ze willen geïnspireerd raken, of liever nog verleid”.[45]

“Ook het museum is in de literatuur al met het regisseren in verband gebracht, inclusief de opmerking dat de beweging van de kijker een element is dat bij elke tentoonstellingsinstallatie fundamenteel is. Carol Duncan voegt daar nog aan toe dat de museale setting zelf niet alleen een structuur is maar dat ze ook haar dramatische personages construeert: individuen die sociaal, psychologisch en cultureel perfect geschikt zijn om het museumritueel uit te voeren, een museumritueel dat ook een transformatie van de kijker voor ogen heeft, de constructie of bevestiging van een identiteit, de zuivering of herstelling van de orde in de mens of de wereld door middel van verlichting”.[46]

“Het werken met 'onzichtbare' tentoonstellingsmakers heeft zijn voor- en nadelen. Elke vorm van sterren- en heldendom wordt vermeden, anderzijds is er weinig sprake van avontuur, experiment of statement. De niet-gespecialiseerde bezoeker, volgens de beleidsprincipes de belangrijkste doelgroep van het MuHKA, heeft daar meestal weinig behoefte aan, maar de specialist blijft op zijn honger”.[47] En daar horen de pers en critici bij. En als zij die insteek niet kunnen smaken, heeft dat zijn weerklank in de artikels die ze publiceren.

Het werk van een curator is waardevol. Hij kan zich verdiepen in de materie, in dit geval de hedendaagse kunst en kunstenaars, hij kan dat inbedden in de mogelijkheden van de kunstinstelling om naar een zo optimaal mogelijke presentatie van de werken streven. Hij kan de opzet van de tentoonstelling ook afstemmen op een specifiek publiek. Maar elke persoon die zich op één of andere manier met de profilering van een museum bezighoudt, drukt daar ook zijn stempel op.

Het behoort niet tot de kerntaak van een curator om zich in het profiel van elke bezoeker te verdiepen. Daarvoor hebben de meeste musea en aanverwante instellingen een educatieve dienst.

Samenwerking met die dienst geeft de curator wel de mogelijkheid zijn tentoonstellingen beter uit te werken in functie van een bepaald bezoekersprofiel. Van een goede verstandhouding en interactie tussen museum, curator en educatieve dienst profiteren zowel de kunst, de kunstenaar als het publiek.

 

Dat brengt ons bij een andere belangrijke speler in de relatie kunst-toeschouwer: de educatieve dienst.


________________________________
[33] Vrij geciteerd uit https://www.platformexhibitions.org
[34] (Obrist, 2011, p. 127)
[35] Ibid., p. 294
[36] (Hoffmann, p. 6) en vrij geciteerd uit dit art
[37] (Obrist, 2011, p. 68)
[38] Ibid., p. 69
[39] (Obrist, 2011, pp. 72-73)
[40] (Dany, 2015) (Curator Havana Biennal)
[41] (Haagsma, 2014)
[42] (Obrist, 2011, pp. 162-163)
[43] Ibid., p. 227
[44] (Bovyn, 2004, pp. 73-74)
[45] (Haagsma, 2014)
[46] (Bovyn, 2004, p. 85)
[47]
(Pas, J., 1977, p. 25)