4. C. WAT IS INTUITIE
“Intuïtie is iets
dat onverwachts en zonder bewuste controle gebeurt. Het kan binnen enkele
seconden gebeuren.”
“De intuïtieve
geest is niet magisch of paranormaal; het kan wetenschappelijke verklaard
worden. De intuïtieve geest spreekt de taal van gevoelens, is snel en spontaan,
holistisch en kan hypothesen bieden (geen zekerheden). Intuïtie verschijnt in
het bewuste met een positief of negatief gevoel. Het feit dat intuïties geladen
zijn met gevoelens maar niet emotioneel geladen zijn, is een essentiële
vaardigheid om de subtiele gevoelens van de intuïtie te kunnen onderscheiden
van intense emotionele gevoelens en de gehechtheid en hunkering die sterke
emoties met zich meebrengen. Want emoties en gevoelens zij niet gelijkwaardig.
Een gevoel is een subjectieve mentale representatie van de fysiologische
veranderingen die met een emotie gepaard gaan”.[213]
Kahneman onderzocht de manier waarop we denken en “het vertrouwen dat we stellen in onze intuïtieve opvattingen en voorkeuren. […] Het belangrijkste doel op dit moment is een beeld van de werking van onze geest te schetsen dat berust op recente ontwikkelingen in de cognitieve en sociale psychologie. Een van de belangrijkste van deze ontwikkelingen is dat we nu zowel de wonderbaarlijke prestaties als de gebreken van intuïtief denken beter begrijpen. […] We hebben vastgesteld dat deelnemers aan onze experimenten de relevante statistische feiten negeerden en zich uitsluitend baseerden op gelijkenis. We kwamen tot de veronderstelling dat zij gelijkenis als een vereenvoudigde heuristiek (zoiets als een vuistregel) gebruikten om een moeilijk geval te beoordelen. Hun gebruik van heuristiek veroorzaakte voorspelbare biases (stelselmatige fouten) in hun voorspellingen. […] Intuïtie is niets meer of minder dan herkenning. [...] ‘Geldige intuïties komen tot ontwikkeling wanneer experts geleerd hebben gekende elementen in een nieuwe situatie te herkennen en te handelen op een manier die in die situatie passend is. […] Snel denken omvat beide varianten van intuïtief denken, op grond van expertise en met gebruik van een heuristiek, en daarnaast ook de volledig automatische mentale activiteiten van waarneming en geheugen. […] Het spontane zoeken naar een intuïtieve oplossing lukt niet altijd; soms komt er noch een deskundige oplossing, noch een heuristisch antwoord bij ons op. In zulke gevallen merken we vaak dat we overschakelen op een langzamere, meer weloverwogen en moeizamere vorm van denken. […] Het weloverwogen denken heeft het vermogen om de manier waarop het snel, intuïtief denken werkt te veranderen door de normaal gesproken automatische functies van aandacht en geheugen te 'programmeren’“.[214]
Hij stelt ook dat het
controleren van aandacht iets is wat in beide systemen gebeurt. “Ze vereisen
aandacht en worden onderbroken als onze aandacht wordt verlegd”.[215]
Kenmerkend voor
het geven van aandacht aan iets is volgens hem ook dat “iedereen wel een besef
heeft van de beperkingen van onze aandacht, en daar gedragen we ons ook naar. […]
Door je intensief op een taak te concentreren heb je geen oog meer voor andere
zaken, zelfs niet voor zaken die je anders direct zouden opvallen”.[216]
Intuïtie “is een factor in al het weten. Ik zeg 'een factor'. Het concept van kennis is veel breder dan dat van intuïtief weten. Maar er kan helemaal geen kennis zijn zonder de aanwezigheid, op een bepaald moment, van direct intuïtief weten. Het is erg belangrijk om te erkennen dat alle intuïties op zijn minst impliciet oordelend zijn. Intuïties worden vertroebeld door subjectieve vooringenomenheid of verblind door persoonlijke eigenaardigheden. Dit geldt duidelijk voor veel intuïties ten opzichte van kunst. Het gebeurt vaak wanneer we een belangrijk of groot kunstwerk voor het eerst zien, simpelweg omdat we nog geen tijd hebben gehad om het in zijn complexiteit waar te nemen. Dit is in feite een heel normale en natuurlijke ervaring. Maar wordt vaak over het hoofd wordt gezien als het gaat om beeldende kunst, vooral wanneer ze in een grote hoeveelheid worden tentoongesteld. We slenteren nonchalant langs, maken al snelle 'oordelen' voor we de tijd nemen om te kijken. En natuurlijk kunnen we gemakkelijk worden gegrepen door iets met een onmiddellijke aantrekkingskracht dat nooit de tand des tijds zou doorstaan”.[217]
Dat is waardoor
het spontane, intuïtieve moment bij het opstarten van communicatie
allesbepalend kan worden. Je baseert je op een eerste indruk. Op dat moment zou
het handig zijn om uit ervaring te weten dat je dit moment niet moet
veronachtzamen, het een plek te geven als eerste indruk en tegelijk vaardigheden
te kunnen aanspreken om de communicatie op te starten en die tegen je eerste
indruk af te wegen. Intuïtie is werkzaam, maar “staat niet open voor directe
introspectie”.[218]
En als we ons daar niet van bewust zijn, baseren we onze communicatie op een
uitgangspunt dat niet op z’n waarde werd onderzocht.
“Einstein zei al dat de intuïtie heilig is en de ratio zijn dienaar. Maar wij hebben de koning de laan uitgestuurd en de dienaar op de troon gezet. Terwijl ook wetenschap zich bedient van intuïtie. Onderzoek begint vaak vanuit: ik weet ook niet waarom, maar volgens mij moeten we dit nu doen”.[219] Dit geldt zeker voor het benaderen van hedendaagse kunst.
Hij noemt het
snelle denken systeem1 en het weloverwogen denken systeem2. “Syseem1 en
Systeem2 zijn beide actief, mits we niet aan het slapen zijn. Systeem1 wordt
automatisch uitgevoerd. Systeem2 bevindt zich normaal gesproken in
sluimerstand, waarin slechts een klein deel van de capaciteit wordt gebruikt.
Systeem1 genereert voortdurend suggesties voor Syteem2: indrukken, ingevingen,
intenties en gevoelens. […] Indien ze
door Systeem2 worden opgepikt, veranderen indrukken en ingevingen in
overtuigingen. Impulsen veranderen in vrijwillig ondernomen handelingen. Als
alles soepeltjes verloopt, wat meestal het geval is, pikt Systeem2 de
suggesties van Systeem1 op met weinig of geen aanpassingen. U gelooft in de
indrukken die u krijgt en handelt op basis van uw gevoelens. Dat is meestal
prima. Zodra Systeem1 in de problemen raakt, wordt Systeem2 ingeschakeld om
ondersteuning te bieden. Systeem2 wordt gemobiliseerd wanneer Systeem1 een
bepaalde vraag niet kan beantwoorden. [...] Wanneer u wordt verrast, bent u
zich waarschijnlijk sterk bewust van uw oplettendheid. Systeem2 wordt
geactiveerd wanneer er iets plaatsvindt wat inbreuk doet op het wereldbeeld van
Systeem1. [...] De verrassing activeert en focust uw aandacht: u gaat kijken en
graaft uw geheugen af naar een verhaal of voorval dat het verrassende voorval
kan verklaren. Systeem2 is ook verantwoordelijk voor de controle over uw eigen
gedrag (beleefd blijven, ...) Samengevat: het meeste van wat u (uw Systeem2)
denkt en doet, vindt zijn oorsprong in Systeem1, maar Systeem2 neemt de zaken
over wanneer een en ander ingewikkeld wordt en heeft meestal het laatste woord.
[…] De regeling werkt meestal goed, aangezien Systeem1 over het algemeen zeer
goed functioneert: de modellering van bekende situaties is accuraat, de
kortetermijn voorspellingen zijn dat meestal ook en de eerste reactie op
uitdagende kwesties is snel en relevant. Systeem1 kent echter wel
vooringenomenheden, of biases –systematische fouten die worden gemaakt in
specifieke situaties. […] Systeem1 beantwoordt soms vragen die minder complex
zijn dan de vragen die werden gesteld en heeft het weinig kaas gegeten van
logica en statistiek. Een andere beperking van Systeem1 is dat het niet kan
worden uitgeschakeld. Als u op een beeldscherm een woord in een bekende taal
ziet verschijnen, zult u dit woord lezen –tenzij uw aandacht geheel ergens
anders ligt”.[220] “De kenmerkende eigenschap
van Systeem2 in dit verhaal is dat zijn activiteiten inspanning vergen. Een
andere karaktereigenschap is luiheid, de weerzin om meer inspanning te
verrichten dan strikt noodzakelijk is. De gedachten en handelingen die Systeem2
meent gekozen te hebben, worden dan ook meestal ingefluisterd door de echte
held van het verhaal: Systeem1. Toch zijn er enkele belangrijke taken die
alleen Systeem2 kan uitvoeren, omdat ze inspanning en zelfbeheersing vereisen,
voor het weerstaan van de intuïtieve ingevingen en impulsen van Syteem1”.[221]
“Intuïtie dan - en
vooral esthetische intuïtie - is cognitief op deze complexe manier. Maar de
term 'cognitie' is veel breder dan 'kennis'. Intuïtie op zich biedt geen
garantie voor waarheid of geldigheid”.[222] Het is een ‘weten’, gebaseerd op eerdere ervaringen, een gevoelsmatig aanvoelen.
[216]
[217]
[218]
[219]
[220]
[221]
[222]