4. B. NON-VERBALE COMMUNICATIE, GEVOELENS EN EMOTIES VOLGENS DE ACTUELE WETENSCHAP

In wetenschappelijke artikels en boeken gaat het specifiek over communicatie tussen personen, niet tussen toeschouwer en kunstwerk. Maar vermits een kunstwerk een verschijningsvorm bezit, in een context staat en een uitstraling heeft, lijkt het me toch interessant om een aantal aspecten nader te bekijken in functie van het onderzoek. In dat licht wordt de vraag: wat betekent het non-verbale in een communicatie tussen een volwassen toeschouwer met nood aan extra info en een hedendaags beeldend kunstwerk.



    1)      Non-verbale communicatie
Non-verbaal communiceren slaat op een niet-talige uitwisseling. Dit kan in signalen, symbolen of tekens zijn, maar ook in intuïtief aanvoelen en via lichaamstaal.
In het non-verbale zit zeer veel informatie. Vanuit verschillende invalshoeken wordt dan ook getracht zicht te krijgen op dit aspect van de communicatie. “De aandacht voor non-verbale communicatie in hulpverlening, therapie, in theorieën en modellen is in de loop der tijd toegenomen”.[162] Het is een belangrijk onderdeel van communicatie zoals die gedefinieerd wordt in onder andere Neuro Linguistisch Programmaring (NLP), in gestalttherapie, in systeemtheorie toegepast in de psychologie en de organisatieleer. Het staat centraal in cursussen en boeken over management, coaching, sollicitatiegesprekken etc.

We ervaren het kunstwerk als een vorm, een presentatie in de ruimte, een uitstraling.
We “ervaren waarneming, maar ervaren niet dat deze waarneming is vertolkt en bewerkt. Wij ervaren niet welke enorme geestelijke arbeid we leveren als we iets beleven. We beleven waarneming als een directe waarneming van de oppervlakte van dingen, terwijl waarneming in werkelijkheid het resultaat is van een proces dat de ervaren waarnemingsgegevens diepte geeft. Bewustzijn is diepte, maar wordt ervaren als oppervlakte”.[163]
De informatie die we niet aan de oppervlakte kunnen aflezen “is een maat voor verbazing, onvoorspelbaarheid, onverwachtheid, verwondering.” Dat geeft het kunstwerk zijn gelaagdheid. “De diepte van een object is een maat voor de hoeveelheid informatie die is weggegooid tijdens het ontstaan ervan. […] Diepte is een aanduiding voor het feit dat iets een wisselwerking met de wereld heeft gehad. [...] Er bestaat dus geen enkele mogelijkheid om direct uit de informatie-inhoud van een boodschap af te lezen hoeveel exformatie een boodschap inhoudt. Het is pas de samenhang die dat vertelt; de afzender vormt de informatie van de boodschap, zodat deze verwijst naar de informatie die hij in zijn hoofd had. [...] Het raadsel van communicatie is dus dat dit mogelijk is. Dat je kunt verwijzen naar een heleboel informatie die is weggegooid, in informatie die wordt doorgegeven.”

“De bedoeling van het versturen van informatie is dat er in het hoofd van de ontvanger een gemoedstoestand ontstaat die is gerelateerd aan de gemoedstoestand die bij de afzender is beschreven met behulp van de exformatie waarnaar wordt verwezen in de verstuurde informatie. [...] De verstuurde informatie moet een zekere associatie bij de ontvanger teweegbrengen.” “Het belangrijkste, het onherroepelijke, gebeurt vlak voor en na de communicatie, niet tijdens”.[164]
Hoor jezelf zeggen: 'dat ligt me niet, dat weet ik gewoon' of 'ik wist het meteen dat het zou klikken', ‘ik voel gewoon dat er iets niet klopt’. Een eerste indruk wordt in een fractie vastgelegd en berust vooral op non-verbale aspecten waarop de toeschouwer vanuit zijn ervaringswereld en situatie reageert.



    2)      Neuro-esthetica
“De neurowetenschappen mogen zich al enkele jaren in een ongekende populariteit verheugen. Boeken over de werking van de hersenen halen de lijst van bestverkochte boeken en kranten besteden geregeld aandacht aan de laatste opmerkelijke experimentele resultaten. Het gemak waarmee dankzij de fMRI (functionele MRI) tegenwoordig hersenactiviteit onderzocht kan worden, heeft ertoe geleid dat steeds meer vakgebieden binnen het bereik van de neurowetenschappen zijn komen te liggen. [...] Kennis van de algemene psychologische principes die het menselijk gedrag bepalen maakt het mogelijk om specifieke, historisch gegroeide of aangeleerde regels en gewoonten te ontstijgen. Het kan ertoe bijdragen dat mensen zich meer bewust worden van de impliciete regels die hun esthetische voorkeuren bepalen. Dit kan op zijn beurt bijdragen aan de totstandkoming van een meer afgewogen esthetisch oordeel”.[165] Deze jonge wetenschap heeft zijn voor- en tegenstanders. Het is een specifieke invalshoek om naar de esthetische ervaring te kijken. Vanuit empirisch onderzoek proberen wetenschappers de emoties die kunst teweeg brengt in de hersenen van toeschouwers in kaart te brengen: “het systematisch organiseren van de neurale systemen die ten grondslag liggen aan de complexe en gedistribueerde functionele architectuur die wordt geïmpliceerd door de diverse gedrags- en cognitieve effecten van kunst, is 'een van de belangrijkste doelen op het gebied van neuro-esthetiek’“.[166]
“Verwacht echter niet dat de cognitieve neurowetenschappen veel verrassende nieuwe inzichten in de kunst en esthetica zullen opleveren, maar slechts bestaande inzichten zullen onderbouwen. [...] De belangrijkste boodschap die de cognitieve neurowetenschappen te bieden hebben, is dat er niets mysterieus of hoogdravend is aan kunst: iedereen heeft het in zich om kunst te begrijpen, te maken en te beoefenen.” “Als de cognitiewetenschappen iets duidelijk hebben gemaakt, dan is het wel dat cultuur een vorm van gedrag is. Niet de dingen, de gebruiksvoorwerpen of artefacten vormen het hart van cultuur, maar het cognitieve gedrag van mensen, de manier waarop mensen de wereld betekenis geven”.[167]
“Het groeiende veld van de neuro-esthetiek, die de relatie tussen esthetisch plezier en neurologisch functioneren bestudeert, heeft de rol ontdekt die spiegelneuronen spelen bij kunstwaardering. Aldus David Freedberg, een professor kunstgeschiedenis aan de Columbia University, in gesprek met het Smithsonian. […] Wat we ontdekten, is dat wanneer je naar kunst kijkt - of het nu een landschap, een stilleven, een abstract of een portret is - er een sterke activiteit is in dat deel van de hersenen dat verband houdt met plezier […] volgens professor Semir Zeki van University College London. Het maakt niet uit hoe je het draait of keert, het bekijken van kunst is een waar genoegen. Het maakt gebruik van de dingen die ons menselijk maken - zowel intellectueel als, zoals de neurowetenschap bewijst, op een basaal biologisch niveau”.[168] Zij zijn niet de enigen die tot deze conclusie kwamen. “Vartanian en Goel maakten hersenscans van twaalf personen die naar abstracte en realistische schilderijen keken [...] niet geschoold [...] scans van esthetische voorkeuren wijzen inderdaad in de richting van de hersengebieden die gericht zijn op emotionele processen”.[169] Tijdens mijn research periode hoorde ik in een interview op de radio een wiskundige vertellen dat hij denkt “dat de ervaring van een 'mooie' wiskundige stelling van eenzelfde waarde moet zijn voor hem als de ervaring van een 'mooi' schilderij voor anderen.” Hij refereert hiervoor naar recent neurologisch onderzoek.[170] Wat perfect mogelijk is, vermits het gaat om psychologische processen bij het emotionele aspect van de waarneming van een object; meer specifiek een object dat voor de waarnemer een esthetische waarde heeft.



    I3)     Bewust, onbewust
Het bewustzijn bestaat uit een mentaal en lichamelijk bewustzijn. “Mentaal bewustzijn is niet mogelijk zonder de hersenen. Lichaam en geest zijn simpelweg 2 aspecten van hetzelfde ding. […] Het verbruikt het grootste deel van onze energie. Mentaal bewustzijn is het bewustzijn dat het 'werk' voor ons doet, dat oordelen velt en plannen maakt. Het is het deel van ons bewustzijn dat tobt en analyseert.” Een ander niveau van bewustzijn is “het zintuiglijke bewustzijn, dat uit onze 5 zintuigen voortkomt: zien, horen, proeven, voelen en ruiken. [...] Soms noemt men de zintuigen 'poorten' of 'deuren', omdat alle waargenomen objecten het bewustzijn binnenkomen via contact met onze zintuigen. […] Het derde niveau van bewustzijn, het opslagbewustzijn, is het diepste. Er zijn veel namen voor deze vorm van bewustzijn. […] Opslagbewustzijn verwijst zowel naar het opslaan als naar wat er opgeslagen ligt –alle info uit het verleden, van onze voorouders, en alle info die het opslagbewustzijn van de andere vormen van bewustzijn ontvangen heeft. Volgens de boeddhistische traditie ligt deze info opgeslagen als zaden. [...] Maar het opslagbewustzijn dient niet alleen voor het ontvangen en opslaan van deze zaden: ook is het zijn taak deze info te verwerken”.[171] “In het opslagbewustzijn bevinden zich elementen van onwetendheid - zoals misvattingen, woede, angst - en deze elementen vormen een energieveld dat vastklampt, dat wil bezitten. Dit is het vierde niveau van bewustzijn, manas. Aan de basis van het manasbewustzijn ligt het geloof in het 'zelf' als een aparte entiteit, het geloof in een persoon. Dat bewustzijn, het gevoel en het instinct dat 'ik ben' heet, is heel diep in het opslagbewustzijn geworteld. Het is geen denkbeeld dat van het mentale bewustzijn uitgaat. […] Manas is altijd actief. Het laat het opslagbewustzijn nooit los. Het sluit het voortdurend in, omarmt het en hecht er zich aan vast. [...] Wat het manas doet is het zich toe-eigenen van het opslagbewustzijn als zijn bezit”.[172] “Ons bewustzijn wordt gevoed door het bewustzijn van anderen. De manier waarop we beslissingen nemen, en onze voorkeur en afkeer, hangen af van hoe we collectief naar de dingen kijken. [...] Het persoonlijke bewustzijn is samengesteld uit collectief bewustzijn”.[173] Tot zover de kijk op het bewustzijn vanuit boeddhistisch perspectief.

“Men is met de huidige wetenschappelijke technieken niet in staat de inhoud van het bewustzijn te meten of aan te tonen. Men kan niet wetenschappelijk bewijzen dat iemand verliefd is, of dat iemand een bepaald muziekstuk of een bepaald schilderij mooi vindt. Wat men kan meten zijn slechts chemische, elektrische of magnetische activiteitsveranderingen in de hersenen. De inhoud van gedachten, gevoelens en emoties is niet te meten. [...] Als wij ons bewustzijn met gevoelens, emoties en gedachten niet door directe ervaring kenden, zouden wij er niets van kunnen waarnemen. Men zou ook moeten beseffen dat het beeld dat men heeft van de uiterlijke wereld slechts is afgeleid en opgebouwd uit de eigen waarneming van uiterlijke, meetbare en reproduceerbare verschijnselen. […] Zo schept elk mens zijn eigen werkelijkheid op basis van zijn bewustzijn. […] Mensen houden zo hun eigen wereldbeeld in stand”.[174]
“Wetenschappelijk onderzoek van het verschijnsel 'bewustzijn' van de laatste jaren heeft aangetoond dat mensen veel meer waarnemen dan het bewustzijn ervaart, dat mensen veel meer met de wereld en met elkaar in contact staan dan het bewustzijn denkt, dat het overzicht en de controle die het bewustzijn denkt te hebben over menselijk handelen een illusie is. [...] Rond 1980 werd en intensief onderzoek gestart naar een fenomeen, priming[175], dat vooral interessant is omdat het onder andere gaat over duidelijk 'cognitieve' processen: niet alleen normale waarneming is erbij betrokken, ook de herkenning van woorden en andere zinvolle zaken. [...] Dergelijke informatieverwerkende activiteiten [priming en andere voorbeelden van subliminale waarneming] kunnen in 2 opzichten niet-bewust zijn. Noch de stimulus of primer, noch de cognitieve processen die ze verwerken, zijn voor het directe bewustzijn toegankelijk. Zulke dubbel niet-bewuste processen hebben niettemin een belangrijke invloed op sociale interactie. [...] een zeer groot aantal sociale beoordelingen en conclusies, met name die een eerste indruk betreffen, lijken te zijn overgebracht door zulke niet-bewuste processen”.[176] “We weten nu dat priming invloed heeft op elk aspect van ons leven. [...] Primingeffecten ontstaan in het intuïtieve denken en liggen dus in ons onderbewuste”.[177]
“Weinig dingen zijn belangrijker in het leven dan juist de subjectieve beleving van wat er plaatsvindt”.[178]
“Bewustzijn is niet gelijk aan wat je waarneemt. Je neemt veel meer waar dan je je bewust bent. Of je nu wilt of niet.” “Wij ervaren de wereld niet als ruwe data. Als het bewustzijn de wereld ervaart, heeft het onbewuste weggooien van zintuiglijke informatie de dingen al lang voor ons geïnterpreteerd. Wat wij ervaren heeft al betekenis gekregen voordat wij ons er bewust van worden.” Omdat “de omgeving steeds meer informatie biedt dan wat verwerkt kan worden, zijn mensen genoodzaakt om hierin een selectie te maken. Aandachtsmechanismen zijn geëvolueerd uit de noodzaak om uit deze hoeveelheid informatie datgene te filteren wat het meest relevant is voor de doelen en gedragingen van het organisme”.[179]
“Het is niet alleen de samenstelling van ons zenuwstelsel alleen die deze illusies mogelijk maakt. Ook culturele factoren spelen een erg grote rol. [...] Veel illusies betreffen dus culturele conventies over de manier waarop je beelden 'leest'. Maar dat maakt degelijke conventies niet minder onbewust. Het is moeilijk om je van je eigen achtergrond te ontdoen, omdat je al een heleboel informatie weggooit voordat je een afbeelding bewust begint te zien”.[180]
“Het bewustzijn is niet een eenheid die uit de top wordt aangestuurd en berichten naar zijn ondergeschikten in de hersenen stuurt. Het bewustzijn is een selecterende factor die uit de vele mogelijkheden kiest die het niet-bewustzijn aanbiedt. Het bewustzijn fungeert door voorstellen te verwerpen die zijn voorgesteld door het niet-bewuste. Bewustzijn is weggegooide informatie, afgewezen mogelijkheden. […] Wanneer je iets nieuw leert dat erg moeilijk is, een taal, een sport, een dans, dan klungel en knoei je maar wat. Je bent je er de hele tijd van bewust wat je wel en niet kunt, je ziet jezelf alle bewegingen maken en ziet eruit als de schaapachtige beginner die je ook werkelijk bent. […] Met andere woorden, die situaties waarin je je bewust bent en dus bewust bent van het feit dat je de hele tijd je eigen handelingsimpulsen afbreekt, zijn juist zeer onprettige situaties. […] Je onderbreekt jezelf voortdurend, misschien omdat je onzeker bent van je eigen prestatievermogen, of het oordeel van anderen. Je bent bang om voor schut te staan. Als je je bewust bent, heb je de neiging om jezelf te beoordelen, om jezelf van buitenaf te bekijken, om jezelf te zien door de ogen van anderen”.[181]


    4)    Gewaarwording versus waarneming
Er bestaat een “onderscheid tussen gewaarwording en waarneming. [...] Een gewaarwording is erg veranderlijk, een waarneming is meer stabiel (bijvoorbeeld het waarnemen van eenzelfde object in verschillende lichtintensiteiten en toch als zelfde object herkennen); gewaarwordingen betreffen steeds aparte zintuigen, terwijl waarneming vaak geïntegreerd is over meerdere zintuigen (bijvoorbeeld een blaffende hond); een gewaarwording is doorgaans zeer beperkt in de tijd: ze is momentaan, de waarneming strekt zich uit in de tijd omdat ze mee afhankelijk is van vroegere waarnemingen in een dergelijke situatie; een gewaarwording is eerder fysisch bepaald, de waarneming meer individueel en cultureel bepaald (bijvoorbeeld schaker die een schaakopstelling ziet versus een leek). In een 'bottom-up' benadering probeert men de waarneming zoveel mogelijk te verklaren als een proces dat door de stimulus bepaald wordt. In een 'top-down' benadering daarentegen probeert men aan te tonen dat onze kennis en verwachtingen een grote rol spelen in wat we waarnemen”.[182] Sinds de jaren '50 is daar vanuit de cognitieve psychologie de 'new look' benadering aan toegevoegd. “Volgens deze visie ligt er in de waarneming een voorspellend element: we nemen onze omgeving waar mede op grond van perceptuele hypothesen of verwachtingen”.[183]

De psycho-fysica houdt zich bezig met de studie van het verband tussen de intensiteit van de prikkel en de intensiteit van de gewaarwording. Zij stellen zich een aantal vragen, onder andere naar “de absolute drempel: welke intensiteit moet de fysische prikkel hebben opdat deze aanleiding kan geven tot een gewaarwording [...] en naar de differentiële gevoeligheid: hoe goed kunnen we verschillen tussen twee fysische prikkels van verschillende intensiteit waarnemen”.[184]

Uit onderzoek vanuit de Gestalt bleek dat sommige personen sneller complexe figuren kunnen ontleden in deelcomponenten dan anderen. Zij spreken over 'Veldafhankelijke' mensen en ‘veldonafhankelijke' mensen: “veldafhankelijke mensen hebben het er eerder moeilijk mee omdat ze dan steunen op de misleidende informatie van de omgeving. Veldonafhankelijke personen steunen eerder op eigen informatie. Er blijkt nu een verband te bestaan tussen veld(on)afhankelijkheid en 2 types van intelligentie. Sommige personen gaan eerder analytisch te werk [...] terwijl andere veel globaler te werk gaan”.[185]
“Vanuit neuro-psychologische hoek wordt steun gevonden voor de dominantie van het globale. De rechterhersenhelft blijkt vooral in te staan voor de globale verwerking en de linker hemisfeer voor de verwerking van de lokale kenmerken. De rechterhemisfeer reageert daarbij ook sneller dan de linker”.[186]


    5)      Spiegelneuronen & empathie
Op het gebied van spiegelneuronen is de wetenschap nog zeer jong. Het is algemeen aanvaard dat het non-verbale aspect een zeer belangrijk deel is van communicatie. “Spiegelneuronen stellen ons in staat om de geest van anderen te begrijpen, niet door conceptueel redeneren, maar door directe simulatie. Door te voelen, niet door te denken”.[187] Zo kunnen we andere mensen aanvoelen.
“De ontdekking schudt tal van wetenschappelijke disciplines door elkaar en verschuift het inzicht in cultuur, empathie, filosofie, taal, imitatie, autisme en psychotherapie”.[188] “Spiegelneuronen vormen een krachtige biologische basis voor de evolutie van cultuur, zei Patricia Greenfield, een psycholoog aan de U.C.L.A. die de menselijke ontwikkeling bestudeert. Tot nu toe hebben wetenschappers cultuur als fundamenteel gescheiden van biologie behandeld, zei ze. Maar nu zien we dat spiegelneuronen cultuur direct absorberen, waarbij elke generatie de volgende leert door sociaal te delen, te imiteren en te observeren”.[189]
“Jarenlang was er weinig aandacht voor het idee dat lichamelijke betrokkenheid bij een schilderij of een sculptuur, of zelfs bij architectuur, zowel fysieke als emotionele empathische reacties mogelijk maakt. Maar de laatste tijd is er een zekere hernieuwde belangstelling voor het onderwerp. Het werd altijd als te intuïtief, te individueel, te variabel beschouwd”.[190]
“In de loop van de twintigste eeuw werd de rol van emoties in de kunsttheorieën en de psychologische theorievorming van de esthetische beoordeling steeds verder teruggedrongen. Uitzondering was de filosoof Merleau-Ponty die in zijn Fenomenologie van de waarneming het belang benadrukte van empathie en belichaamde emoties bij kunst. Recent neurologisch onderzoek naar de zogeheten spiegelneuronen geven die aspecten een empirische basis”.[191]
“Onderzoekers zoals Peter Lang (een van de pioniers van de studie van emotionele reacties op foto's) en Richard Davidson hebben een reeks experimenten gedaan waarbij het knipperen van de ogen en reacties van de wenkbrouwspieren en jukbeenspieren bij een schrikreactie op foto's werden gemeten. De oogknipperreflex werd gemeten. Van alle spieren in het gezicht is de jukbeenspier misschien wel de meest opvallende. Die zit tussen de hoeken van onze lippen en het bovenste deel van onze wangen. Die controleert de manier waarop we glimlachen. […] Damasio wilde laten zien hoe gevoelens – het bewuste bewustzijn van emoties - gerelateerd zijn aan neurale mappings van de lichaamstoestand”.[192]

Het laatste woord is nog niet geschreven over die spiegelneuronen, hun bestaan en plek in de hersenen en hun relatie tot onze reacties en empathie. Er is in elk geval een trigger werkzaam bij het kijken naar kunst, waardoor we ons op een specifieke manier gaan positioneren tegenover het werk. We willen ons verplaatsen in de actie en gedachtewereld van de kunstenaar of we proberen het als ontvanger af te tasten.
“Maar er is ook een punt waarop we onszelf lijken te weerhouden van openlijke lichamelijke imitatie. Op dat moment zou het ook mogelijk moeten zijn om een dieper begrip te krijgen van het fenomeen 'gating', waarbij we de emotionele reactie die we anders hadden op een foto in een galerij bijvoorbeeld, onmiddellijk vervangen door een meer afstandelijke esthetische reactie; een reactie die normaal - en terecht - als volledig cognitief wordt beschouwd”.[193]



    6)      Perceptie, projectie
Perceptie
Is letterlijk vertaald synoniem voor waarneming. Zintuiglijke informatie wordt tijdens het waarnemen meteen en grotendeels onbewust ‘verwerkt’. “Zodra we een voorwerp zien, begint er een razendsnel proces van nagaan of in ons visuele geheugen er een voorwerp zit dat genoeg overeenkomsten heeft met het voorwerp dat we nu zien”.[194]
Vanuit perceptie gaan we met andere woorden meteen in een proces van interpreteren, selecteren, ordenen, registeren. Dit gaat zo snel en ongemerkt dat perceptie voor ons als het ware samenvalt met subjectieve waarneming.

Projectie
Projectie is een term die in de psychologie gebruikt wordt. Het gaat om het toeschrijven van je gedachten en gevoelens aan anderen. De kwaliteiten en talenten die je in anderen ziet, zitten ook in jezelf. De staat van verliefdheid is daar een mooi voorbeeld van.
“Projectie verandert de wereld in het onbekende gezicht van onszelf is een kernachtige uitspraak in de Jungiaanse psychologie. Wat zit er achter onze emoties? Wat vertellen emoties, heftige reacties en de drang tot handelen eigenlijk over onszélf? Zien we wel wat we zien, of is de wereld anders dan we denken?” “Het projectiemechanisme is een mechanisme in onze psyche waardoor we inhouden die sluimeren in ons eigen onbewuste herkennen in de buitenwereld. Die wordt dan als het ware het projectiescherm waarop we onze innerlijke, onbewuste beelden projecteren. We zien in andere mensen, instellingen, objecten, etc, daardoor kenmerken die vaak veel minder met deze mensen en zaken te maken hebben dan we menen, en juist veel meer met onszelf”.[195] Het is een gekend afweermechanisme, gelinkt aan emoties die gevoed worden door ons verleden. “Dagelijks ziet men mensen aan anderen toeschrijven wat ze bij zichzelf niet kunnen toegeven. Het woord wordt niet altijd in deze strikte betekenis gebruikt. In meer algemene zin betekent het de wereld kleuren naar zijn innerlijke beleving. Van het begrip ‘projectie’ is veel gebruikgemaakt in (onder andere) de sociale psychologie om beeldvorming en vooroordelen over andere groepen te bestuderen”.[196]



    7)    Emoties & gevoelens
“We voelen omdat we ergens om geven, als we enige interesse hebben in wat er gebeurt, of het nu gaat om een object, onszelf of een andere persoon. Emoties komen voort uit deze specifieke intenties, motivaties of zorgen. Als we niet betrokken zijn, voelen we niets”.[197] “Emotioneel gedrag heeft volgens Frijda altijd een functie. Emoties dienen als signaal om ons te zeggen dat een bepaalde gebeurtenis speciaal voor ons belangrijk is, in positieve of negatieve zin. Doordat mensen bepaalde voorvallen gunstig of schadelijk voor hun eigen belang achten. Emoties zijn op hun beurt van invloed op het soort handeling waarmee iemand op een bepaalde situatie reageert. [...] Alle gedrag heeft betekenis/is betekenisvol en in alle gedrag zit emotie. [...] Emoties zijn intrinsiek aanwezig. De veruiterlijking hiervan zijn expressies en gevoelens.“
Dat “betekent dat we altijd vergelijken wat er gebeurt met een relatief stabiel referentiekader (wat we gewend zijn)”.[198]
Je kan stellen dat emoties vaak groter en heftiger zijn dan gevoelens. Ze worden van buitenaf opgewekt, als een eerste reactie en houding tegenover werkelijkheid. Emotie is een gevoel dat veroorzaakt wordt door een bewuste of onbewuste overtuiging. Onze overtuiging bepaalt onze emoties en ons idee over de situatie. Gevoelens zijn stiller en zitten meer diep vanbinnen, ze zijn doorgaans rustig van aard en ook stabieler. Je ervaart ze als een deel van jezelf. Het is eerder een langetermijn houding tegenover de werkelijkheid.
Eenzelfde gevoel kan bij meerdere emoties voorkomen, denk maar aan verlangen bij liefde, begeerte en hoop. “De emotionele beleving en emotioneel gedrag worden volgens Frijda bepaald door: de relevantie van een gebeurtenis, de context van het object, de aard van het object. Gevoelens zijn fundamentele en niet-reduceerbare bewustzijnselementen, naast zintuiglijke gewaarwordingen, voorstellingen en gedachten. Gevoelens bestaan dus naast deze andere 3 bewuste zijnselementen en zijn daartoe niet herleidbaar. Wel zijn ze afhankelijk van de aanwezigheid van de drie andere elementen”.[199] “Wanneer 'alledaagse' mensen over emoties praten, worden daar meestal ook zulke uiteenlopende zaken als gevoelens, lichamelijke sensaties, stemmingen, driften en verlangens mee bedoeld”.[200]
“Het idee van een cognitieve dimensie in emoties wordt door de meeste hedendaagse wetenschappers gedeeld. [...] Waar bij Nussbaum emoties altijd zijn gericht op een extern object en het hebben van een gevoel daarbij niet noodzakelijk is, is bij Damasio deze intentionele gerichtheid gekoppeld aan de ‘bewuste gevoelstoestand’ of ‘het gevoel van een emotie’. [...] Nussbaum stelt dat emoties, ondanks hun ogenschijnlijke irrationaliteit, een soort van oordelen zijn. [...] Voor Damasio is gevoel een innerlijk ervaren en bewuste gewaarwording van een emotie. Emoties zijn alle daarmee samenhangende lichamelijke reacties die over het algemeen voor iedereen zichtbaar zijn. De mechanismen achter de emoties kunnen volledig buiten het bewustzijn om plaatsvinden”.[201] “Door de nadruk te leggen op de cognitieve eigenschappen van emoties blijft volgens mij de werkelijke aard van emoties onderbelicht en onduidelijk. Daarnaast onthult het (emotie)-onderzoek, zoals dat nog steeds door Damasio en anderen wordt uitgevoerd, ons steeds meer de geheimen van de complexe werking van onze hersenen en daaraan gerelateerd onze emoties. Het begrijpen van emoties enkel op basis van oordelen is volgens mij dan ook gedoemd te mislukken. Als 'alledaags' mens en 'gebruiker' van emoties kan ik, intuïtief en gevoelsmatig, emoties niet los zien van mijn gevoelens of allerlei daaraan gerelateerde lichamelijke sensaties”.[202] Het begrip ‘oordelen’ zoals het door Nussbaum wordt gehanteerd, is zeer ruim en slaat op een “acceptatie van een voorstelling van zaken, bijvoorbeeld vanuit onbewuste gewoonte of gehechtheid”.[203]
“Het is buitengewoon moeilijk om emoties bij mensen te bestuderen, omdat de cognitieve en emotionele componenten van de innerlijke ervaring van volwassenen onlosmakelijk met elkaar verweven zijn, en de buitengewoon krachtige cognitieve capaciteiten van de menselijke geest centraal staan in ons theater van bewustzijn”.[204] Om dan nog niet over de ruimere nuances te praten die eigen zijn aan specifieke culturele, religieuze, sociale, economische, politieke contexten, geografische ligging etc. Het betreft hier vooral studies die in het westen zijn uitgevoerd. Daarnaast zijn er ook de individuele verschillen die optreden in de loop van een leven, afhankelijk van situaties en persoonlijke aard en aanleg.

Er is een sterke verwevenheid tussen emoties en gevoelens. De onvermijdelijke alomtegenwoordige gedachten oefenen daar onbewust invloed op uit. Ze zijn verweven met wat je je eigen hebt gemaakt, met je gevoelswereld. Ze kleuren onbewust onze spontane nieuwe ervaringen. In het boeddhisme wordt dat de ‘monkey mind’ genoemd. Mediteren maakt ons bewust van dat constant gebabbel in ons hoofd. Daardoor zien we dat onze gedachten en gevoelens over de werkelijkheid niet samenvallen met de realiteit. Dat het 2 aparte gegevens zijn en dat ze belemmeren om op een open manier naar de realiteit te kijken.

Het is vaak moeilijk een scheiding te maken tussen een ervaren waarbij emoties en gevoelens primeren en een intellectuele benadering. Deze laatste wordt “veelal geassocieerd met een zekere mate van afstandelijkheid, kalmte en beheersbaarheid”.[205] Een gevoelsmatige, emotionele benadering vertrekt vanuit een persoonlijk aanvoelen. Een intellectuele benadering laat het verstand primeren, wil vooral begrijpen en een ‘gedacht’ vormen van iets.
Een gevoelsmatige dan wel intellectuele benadering hangt af van de persoonlijke ingesteldheid, van de situatie. Die benadering voedt de wijze waarop gecommuniceerd zal worden. Vaak hebben we al meteen een ‘mening’ gevormd, een inzicht die aansluit op onze eigen perceptie, onze gevoels- en gedachtewereld.
Als je die mening te snel voor waar aanneemt, met andere woorden als je geen afstand neemt om je perceptie te toetsen, kom je snel op het terrein van oordelen terecht.
“Zodra u een oordeel zal vellen, al is het maar in gedachten, begint u met een ander soort van communicatie; conflict communicatie. Een oordeel is dodelijk voor elke vorm van begrip. Het zal de ene visie boven de ander stellen, het sluit zo alle openheid en luisterbereidheid uit”.[206]
“Esthetische emoties zijn verweven met esthetisch oordeel. Aan de ene kant hebben verschillende onderzoeken aangetoond dat de cognitieve evaluatie van een stimulus zoals kunst of niet-kunst, de emoties informeert die worden gevoeld en gerapporteerd als reactie daarop. Hoewel, als je kijkt naar reacties op schoonheid in de natuur, is dergelijke top-down kunst benadering geenszins noodzakelijk als ingrediënt van esthetische emoties. Aan de andere kant spelen esthetische emoties een epistemische rol bij het esthetische oordeel. […] Cupchik identificeerde twee manieren van verwerken: de reactieve modus, die gekoppeld is aan onmiddellijke bevrediging of aangename opwinding, en de reflectieve modus, die gekoppeld is aan de inspanning om betekenis te vinden en het genot van de uitdaging. […] (We willen erop wijzen dat we bewust spreken over de behaaglijkheid van een stimulus en de resulterende emotie als een blij gevoel in plaats van plezier.) […] De subklasse van epistemische of kennis-emoties omvat emoties die verband houden met een zoektocht naar betekenis en inzicht, zoals interesse, nieuwsgierigheid en verrassing. […] Interesse en nieuwsgierigheid komen voort uit het nieuwe en complexe van een esthetische stimulus en zijn onafhankelijk van de behaaglijkheid van de stimulus. Verrassing is een meer kortstondige emotie van neutrale waarde en dient om mensen te oriënteren op onverwachte gebeurtenissen. Het is gebleken dat verrassing als reactie op designobjecten andere emoties, zoals interesse en amusement, evenals verwarring en irritatie, versterkt.[207]



    8)        Onverwerkte emoties
We hebben ze allemaal, verwondingen uit ons verleden. Sommige krijgen een plek, worden verwerkt, andere niet, die onderdrukken we of doen alsof ze er niet zijn. Ze maken beide deel uit van onze perceptie van de realiteit. Met het verschil dat de onverwerkte emoties onder andere plots te heftige reacties geven op een situatie.
“Herinneringen zijn het enige dat we uit onze levenservaring overhouden, en het enige perspectief dat we kunnen innemen als we over ons leven denken, is dus het perspectief van het zelf dat zich ervaringen kan herinneren. [...] De moeilijkheid is om herinneringen van ervaringen te onderscheiden. […] Het verwarren van ervaring met de herinnering aan ervaring is een dwingende cognitieve illusie. […] Het terugblikkende zelf heeft soms ongelijk, maar is wel het zelf dat de stand bijhoudt en toeziet op wat we van onze ervaring leren, en het zelf dat beslissingen neemt”.[208]
Met de jaren leer je jezelf beter kennen en kan je onverwerkte emoties trachten te helen, ken je de triggers waardoor je over-ageert of verkeerd reageert.
Onverwerkte emoties worden trauma’s genoemd. “Trauma gaat gepaard met een gevoel van schaarste. Elke keer dat we een trauma oplopen, voelt het alsof iets niet genoeg is. Er is niet genoeg voor mij en er is niet genoeg voor jou. Er is niet genoeg tijd, er is niet genoeg ruimte, er is niet genoeg iets. En als we denken te weten dat dit een symptoom is, dan is dat niet het trauma zelf. Het trauma zelf zit meestal verborgen in ons onbewuste”.[209]
Het is niet mijn bedoeling er binnen dit boek verder op in te gaan, maar het is wel belangrijk om het aan te stippen. Niet enkel mensen of gebeurtenissen uit het dagelijks leven, maar ook kunstwerken kunnen immers ook reacties uitlokken.
En om de ander, in deze context het hedendaags beeldend kunstwerk, zo open mogelijk te kunnen ontmoeten, is het goed weet te hebben van zowel onze perceptie als van die lastige spelbrekers. Anders gezegd: we projecteren we er onze perceptie en onverwerkte emoties op. Wat maakt dat je het kunstwerk waarneemt vanuit je persoonlijk perspectief met zijn ervaringen en verwachtingen. Non-verbale communicatie werkt maar optimaal als we bewust en open aanwezig zijn.

In die zin is de techniek van het bewust ademhalen, de basis bij meditatie, yoga, mindfulness, bijvoorbeeld een mooi hulpmiddel om een opening te creëren en je spontane reactie even een halt toe te roepen.
“Mijn adem is mijn beste vriend of een van mijn beste vrienden, omdat hij vanaf de eerste dag van de geboorte bij me is en sindsdien in mijn zenuwstelsel zit. Dus als ik adem kan ik toegang krijgen tot mijn lichaam. Contact maken met mijn lichaam is het gronden van stress”.[210]



    9)      Begrijpen
Het “begrijpen gaat uit boven het intuïtief aanvoelen en beleven. Begrijpen is gericht op een kwalitatieve kennisverandering. Impliceert een verheldering van en een beter inzicht in de motieven die ten grondslag liggen aan een bepaalde handeling en het resultaat ervan. Is gericht op het verhelderen van het 'waarom' en 'waartoe' van de handeling in relatie tot bepaalde impliciet en/of expliciet gestelde en nagestreefde doelen. […] Niet om causaal te verklaren, wel gericht op het op 't spoor komen van de innerlijke drijfveren. […] We zijn voortdurend bezig de handelingen van de ander te interpreteren, dat wil zeggen de zin ervan te begrijpen en ons eigen handelen daarop af te stemmen. […] De menselijke omgang is dus altijd gebonden aan het bestaan van een gemeenschappelijke betekeniswereld. Zonder deze betekeniswereld is wederzijds begrip onmogelijk”.[211]

Waar begrijpen net geplaatst moet worden in relatie tot intuïtief aanvoelen en beleven, is voer voor de wetenschappers. Wat mij interesseert is dat het een belangrijk bestanddeel vormt van onze ervaringswereld, onze ‘humuslaag’, de onbewuste verwerking van onze eerdere ervaringen, onze ingesteldheid, aard en karakter. Als we spontaan reageren komt dat vanuit die laag. Als we ons daar in de loop van ons leven meer en meer bewust van worden, leren reflecteren op onze spontane reacties, krijg je een inzicht waarom je een ontmoeting niet aangaat of afbreekt, hoe je een toenadering kan verdiepen. Dan kan een benadering van een persoon, situatie, kunstwerk rijker worden.


________________________________
[162] (JvD, 2007)
[163] (Nørretranders, 2000, pp. 314-315)
[164] Ibid., pp. 105, 110-111, 124
[165] (Hagendoorn, 2012, pp. 96-97, 100) 
[166] (Pelowski, 2017, p. 82)
[167] (Heusden, 2012, p. 114)
[168] (McCracken, 2016)
[169] (Haanstra, 2012, p. 29)
[170] (Huylebrouck, 2017)
[171] (Hahn, 2016) 
[172] Ibid.
[173] Ibid.
[174] (van Lommel, 2012)
[175] Priming: is het verschijnsel dat een stimulus een snellere of sterkere respons in het brein oproept als die stimulus eerder waargenomen is. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Priming_(geheugen)
[176] (Nørretranders, 2000, pp. 9, 188-189)
[177] (Kahneman, Daniel, 2018, pp. 51-52)
[178] (Nørretranders, 2000, p. 250) citeert Libet
[179] (Barbe, 2014-15, p. 5)
[180] (Nørretranders, 2000, p. 206)
[181] Ibid., pp. 267, 272
[182] (Broeck, 2008, pp. 111-113)
[183] Ibid., p. 120
[184] Ibid., p. 100
[185] Ibid., p. 134
[186] Ibid., p. 128
[187] (Blakeslee, 2006, p. 3)
[188] Ibid., p. 2
[189] Ibid., 2006, p. 3
[190] (Freedberg, 2007, pp. 27, 30)
[191] (Haanstra, 2012, p. 46)
[192] (Freedberg, 2007, pp. 31, 35)
[193] Ibid., p. 39
[194] (Sam, 2015, p. 31)
[195] (Hamaker-Zondag, 2008) vrij geciteerd
[196] https://www.psychoanalytischwoordenboek.nl/lemmas/projectie/
[197] (Dean, 2008)
[198] Ibid.
[199] (Popma, z.d., p. 16)
[200] (Smeets, z.d.)
[201] Ibid.
[202] Ibid.
[203] Ibid.
[204] (Killen, 2009, p. 45)
[205] (Smeets, z.d.)
[206] (Stinckens, 2020)
[207] (Schindler et al., 2017, pp. 3, 11-14, 26)
[208] (Kahneman, Daniel, 2018)
[209] (Hübl, 2020)
[210] Ibid.
[211]
(Berding J. W.A. et al;, 2000, p. 44)