2. I. PARABEL VAN DE MANDALA
'Er was eens een
nieuwsgierige oude man, die voortdurend te weten probeerde te komen wat datgene
was wat hij niet wist, en waarvan hij toch zeker wist dat het steeds gebeurde.
Toen hij nu zeer lang over het niet-te denkende had nagedacht, kon hij in zijn
netelige situatie niets anders bedenken dan een stuk krijt te nemen en allerlei
tekeningen op de wanden van zijn hol te maken, om er zo achter te komen hoe
datgene eruit zou zien wat hij niet wist. Na vele pogingen kwam hij op de
cirkel. 'Dat is juist’, voelde hij. 'En nu nog een vierkant erin', en zo was
het nog beter.
Toen kwamen zijn
leerlingen. Ze ontdekten de tekeningen op de muur en tekenden die na. Daarmee
keerden ze, zonder het te merken, de hele procedure om: ze begonnen met het
resultaat, en hoopten op die manier het proces af te dwingen dat tot juist dit
resultaat had geleid.
Zo ging het
destijds, en zo gaat het vandaag de dag nog.'
(Uit Jung: Symboliek
van de mandala; Beelden uit het onbewuste)
De ervaringswereld
van de kunstenaar ligt aan de basis van het creatieve proces en het uiteindelijke
resultaat. Het uiteindelijke kunstwerk is “bezet door meerdere betekenislagen,
die niet logisch of narratief verbonden zijn, en zelfs incompatibel of strijdig
kunnen zijn, maar elk om hun specifieke redenen die plek bezetten, op elkaar
gelegd en in elkaar geduwd, tot ze ook elkaar bedekken en het geheel onleesbaar
wordt”.[133]
“Evenals mandala's
spontaan tevoorschijn komen uit de diepte van zijn psyche als een vorm waarin
een nieuwe eenheid zich uitdrukt, ligt ook de herkomst van de vormen van een kunstwerk
buiten het ego”.[134] De kunstenaar creëert een ‘verbeeldende expressie’ en nodigt ons uit om
deze te ervaren vanuit onze verbeelding, gebaseerd op onze ervaringswereld.
Daarvoor is tijd
nodig. De tijd die de kunstenaar besteedt aan het tot stand komen van het werk,
zit in het werk. De toeschouwer heeft tijd nodig om te ervaren, om de
communicatie werkelijk te beleven, om de ontmoeting diepte te laten krijgen. Meer
dus dan “de 9 seconden die de gemiddelde museumbezoeker neemt om naar een kunstwerk
te kijken”.[135]
Om te kijken is
aanwezigheid nodig. Een aanwezigheid die je elk moment zo vol mogelijk beleeft.
Op die manier is het ervaren van wat zich aandient, in dit geval een hedendaags
kunstwerk, een spontaan gebeuren dat los staat van het moeten onderkennen van
formele kwaliteiten. Het geeft ruimte aan de immateriële waarde, zoals
inspiratie, troost, hoop, geluksmomentje etc.[136]
“Het uitgangspunt
is daarbij niet: wat betekent het kunstwerk? Maar wel: wat doet het met mij?”[137]
Om dieper te begrijpen
helpt herhalen, oefenen, verdiepen, … De unieke weg die de kunstenaar afgelegd
heeft van het niet-wetend zoeken tot het creëren van het vierkant in de cirkel
zal je niet vinden. Maar het zal lagen tonen die je op een telkens nieuwe
manier naar het werk laten kijken. Op die manier krijg je een ontmoeting diepte,
betekenis die waardevol is voor de toeschouwer.
________________________________
[133]
(Hendrix, 2011)
[134]
(Storr, 1975, pp. 258-259)
[135]
(d’ Ansembourg, 2015)
[136]
(Sam, 2015)
vrij geciteerd
[137](Van Der
Speeten, Traag kijken is de kunst, 2016, pp. D10-D11)
[137]