2. Theoretisch kader kunstscene: INLEIDING

Centraal in mijn vraagstelling staat de ontmoeting van het hedendaags beeldend kunstwerk en de volwassen toeschouwer die graag een duwtje in de rug wil omdat hij denkt dat hij hedendaagse kunst niet begrijpt zonder een woordje uitleg. De volwassen kijker die nood heeft aan info gaat er van uit dat hij niet de bagage bezit om ‘dit soort kunst’ te kunnen ‘begrijpen’.


De vraagstelling en het onderzoek spitsen zich toe op de westerse cultuur en de westerse hedendaagse beeldende kunst. Het gaat om een westerse manier van benaderen. Elke cultuur heeft een 'ongeschreven' laag die je van bij de geboorte mee krijgt. Dat geeft een affiniteit die dieper gaat dan opgebouwde ervaringen. Iets uit een andere cultuur kan je niet 'spontaan' aanvoelen op dat niveau. Elke cultuur benadert de wereld op specifieke manier: “binnen andere culturen bestaat een differentiatie van de vijf zintuigen zoals afgeleid van Aristoteles, eenvoudigweg niet of heeft dat geen betekenis”.[1]
De benadering van hedendaagse kunst bekeken vanuit een sociologische bril leert dat er “naast wat Laermans de romantische code noemt, sprake zou zijn van een meer recente conceptuele code, alsook een sociale code die zich momenteel ontwikkelt. In elk van deze codes geldt singulariteit als voorwaardelijk criterium, maar bevat dit begrip uiteenlopende nuances”.[2] Het verschil is dat “de romantische code typisch is bij de beoordeling van moderne kunst, de conceptuele code is van toepassing bij het oordelen over hedendaagse beeldende kunst”.[3] “Het resultaat van deze evolutie is dat de grenzen van kunstwerken worden opengetrokken naar de context rond het werk. De focus verschuift van louter het kunstobject zelf naar allerlei ervaringen die te maken hebben met het werk. Het werk wordt een platform voor debat, drager van verhalen en aanleiding voor ervaringen. Ook de grenzen van de expositieruimte verbreden. […] Een laatste code die zich momenteel zou ontwikkelen is de sociale code, waarin verwacht wordt dat kunst sociale eigenschappen heeft. Laermans onderscheidt drie manieren waarop een kunstwerk sociaal kan zijn. Als eerste kan de inhoud ervan sociale of politieke thema’s aankaarten. Daarnaast kan het werk als doel hebben het kritisch bewustzijn van het publiek te vergroten. Ook kan de nadruk liggen op het proces waarin het kunstwerk ontstaat via samenwerking tussen verschillende individuen, gaande van kunstenaars en intermediairen tot mensen die geenszins tot een artistiek veld behoren”.[4] Met andere woorden, die volwassen toeschouwer die hedendaagse beeldende kunst wil bekijken maar daarvoor beroep wil doen op extra info, is ervan overtuigd dat er meer van hem verwacht wordt dan enkel kijken en spontaan geraakt worden.

De meest uitgesproken plek om hedendaagse beeldende kunst te gaan bekijken is een presentatie in een museum of organisatie met een kleinschaligere opzet en gelijklopende werking (platform, stichting, foundation, cultuurhuis, vzw, niet-commerciƫle galerie). Hun doel is om de actuele visies en tendensen in beeld te brengen en toegankelijk te maken voor een zo ruim mogelijk publiek. Voor het praktisch onderzoek heb ik daarom geopteerd voor een platform met een werking die zijn roots in deze context heeft.
In de theoretische omkadering ga ik dan ook uit van een museale context.
Ik ben me ervan bewust dat het presenteren van werken buiten deze context waardevol is en evenwaardig aan een museale presentatie of een eigen waardevol doel voor ogen heeft.

Gezien de vraag die ik me stel, namelijk of een volwassen toeschouwer met behoefte aan extra info op eigen kracht een communicatie met hedendaagse beeldende kunst kan opstarten, is het niet zinvol om de impact van economische, politieke, sociale en religieuze aspecten dieper te onderzoeken. We gaan er van uit dat die aspecten altijd aanwezig zijn en automatisch mee in de wisselwerking zitten. Het commerciĆ«le aspect is om die reden ook buiten beschouwing gelaten.
Waar ik me in dit onderzoek ook niet over zal buigen is de vraag of het tentoongestelde al dan niet kunst is of goede kunst is. Bij het tot stand komen van een communicatie ligt de focus niet op een afbakening van wat tot hedendaagse beeldende kunst kan worden gerekend.

Wanneer het gaat om het publiek toegankelijk maken van hedendaagse beeldende kunst spelen er een aantal actoren op elkaar in. Er is het museum of de gelijkwaardige instelling. Daarbinnen heeft de inbreng van de curator een specifieke impact en speelt de educatieve dienst een belangrijke rol. Daarnaast dragen ook critici, recensenten en docenten hun steentje bij in de beeldvorming rond hedendaagse beeldende kunst en de manier waarop er naar gekeken wordt.
“Idealiter is de bemiddeling tussen publiek en cultuuruiting een bekommernis en verantwoordelijkheid van het hele huis: een houding die de hele werking mee bepaalt en een bezorgdheid van iedereen die er werkt”.[5] “Dat is echter het ideale scenario. De praktijk volgt deze theoretische evolutie met verschillende snelheden. Niet alleen loopt het relatieve belang van bemiddeling binnen organisaties sterk uiteen, ook inhoudelijk en organisatorisch zijn er grote verschillen”.[6]
Alhoewel elke actor vanuit een eigen invalshoek een specifieke bijdrage levert op dit terrein is er ook steeds een prioriteiten agenda aan gekoppeld.

Het lijkt me interessant om elk van deze actoren even onder de loep te nemen en te kijken hoe zij concreet bijdragen aan het toegankelijk maken van die hedendaagse kunstwerken die niet spontaan met de toeschouwer communiceren.


________________________________
[1] (Woodall, 2016, p. 94)
[2] (Cantraine, 2014-15, p. 13)
[3] Romantische code: "Kunst raakt (ontroert, verwart, ...), omdat in een roman, muziekcompositie of videowerk op een authentieke wijze persoonlijke emoties of affecten worden vormgegeven." (werkgroep Metaforum, 213, p. 17)
[4] (Cantraine, 2014-15, p. 14)
[5] (Van Reeth, 2009, p. 13)
[6] Ibid., p.5