2. H. MAAR WAAR WRINGT DAN HET SCHOENTJE?

“De actuele kunst en het museum, allebei doen ze hun best om de indruk te wekken dat ze dicht bij de mensen staan. In werkelijkheid staat de kunst niet dicht bij de mensen, en daarom doet ze alsof. Dat geldt ook voor de instellingen. Beide hebben er belang bij hun institutionele scène weg te moffelen achter menselijkheid en maatschappelijke relevantie”.[126]

“Het sacraliseringsproces van kunst en literatuur via galerieën, musea en culturele bijlagen is een wezenlijk onderdeel, misschien zelfs de motor geworden van het huidige moderne bewustzijn over wat Hoge Cultuur is of niet.” Elke vorm van hedendaagse kunst valt onder deze noemer. Het kadert wel perfect in onze westerse kijk op het leven waarmee we alles willen begrijpen en liefst ook ergens in een vakje onderbrengen. Met als gevolg dat er een groot aureool hangt achter hedendaagse kunst en dat we als toeschouwer met een nood aan extra info meteen denken aan begrippen als: hoogstaand, elitair, diepgaand tot onbegrijpbaar voor een buitenstaander. “Door dat soort overintellectualisering hebben we nu ook binnen de 'hoge cultuur’ nog eens extra hoge hekken aangebracht waardoor nog meer mensen worden uitgesloten”.[127]

We mogen ook niet vergeten dat kunst gedurende een lange periode een consumptieartikel van de betere klasse was. Dat heeft een diepe stempel gedrukt op de houding tegenover kunst in het algemeen. Het ‘onbegrijpbare’ karakter dat aan hedendaagse kunst kleeft maakt het democratiseren er niet gemakkelijker op.

 

Sontag heeft dit zeer al in de jaren ’60 van de vorige eeuw duidelijk aangekaart: “Interpretatie is de wraak van de intellectueel op de kunst. Wat nu belangrijk is, is onze zintuigen te herstellen. We moeten leren meer te zien, meer te horen, meer te voelen. Het is niet onze taak om de maximale hoeveelheid inhoud in een kunstwerk te vinden, nog minder om meer inhoud uit het werk te persen dan er al is. Het is onze taak om de inhoud terug te brengen, zodat we het ding echt kunnen zien”.[128]

 

Guillaume Bijl, een hedendaags Belgisch kunstenaar, deed in een kranteninterview een zeer terechte uitspraak: “kunst is niet ontoegankelijk. Kunst is niet makkelijk. Kom je het Muhka[129] binnen en ligt daar vanalles op de grond, wat moet je daarmee? Beeldende kunst is een taal op zich. Zoals theater dat is, en literatuur. Een taal vol referenties. Een taal waarmee je de werken kwalificeert. Een taal die je moet leren. Net zoals je automechanica moet leren. [...] Waar leer je die taal? Op school zou dat moeten. Maar ook op televisie. In kranten, magazines. En vooral: door zelf te gaan kijken. Op den duur verbind je de punten en ben je vertrokken? We zijn hier precies bang van geworden”.[130]

Hij slaat nagels met koppen als hij zegt dat het om een taal gaat. En een taal moet je op één of andere manier leren. Dit lijkt zo logisch als het in een andere context zou zetten: je bent op reis in het buitenland, je spreekt de taal niet. Je wil contact leggen met iemand van ter plaatse. Met een paar woordjes die je opgevangen hebt, kan je in het beste geval een eenvoudig zinnetje maken en kan de andere wel bevatten wal je wil zeggen. Maar meteen een persoonlijk gesprek voeren, begrijpen wat die ander te vertellen heeft? Ik denk niet dat je dat op dat moment verwacht. Daarvoor zal je toch eerst wat woordenschat en grammatica onder de knie moeten krijgen en attent zijn voor culturele eigenheden. Een discussie of hedendaagse kunst nu 'elitair' is of niet omdat ze als onbegrijpelijk overkomt is dan ook een beetje naast de kwestie.

 

Tegelijk stelt hij ook terecht dat mensen er bang van zijn. Bang, niet enkel van die vreemde hedendaagse kunst in al zijn vormen, maar in het algemeen bang om iets te leren kennen dat buiten de comfortzone valt. Dit is een veralgemening. Er zijn altijd nieuwsgierigen en durvers. Maar omdat het in dit onderzoek over de toeschouwer gaat die zich graag verlaat op extra info, komen we precies in die groep terecht die de toegang niet kent tot de taal van de hedendaagse beeldende kunst en misschien niet echt vertrouwd is of zich comfortabel voelt met de rituelen die bij een bezoek aan een museum of tentoonstelling horen.

In een niet-kunstopleiding komt hedendaagse kunst ook maar mondjesmaat aan bod zodat het ook niet tot de basisleerstof van het leven behoort. “Veel leraren schuwen het gebruik van hedendaagse kunst in hun lessen omdat ze zich niet op hun gemak voelen met hun eigen kennisniveau en terughoudend zijn om hun studenten kennis te laten maken met iets dat ze zelf niet onder de knie hebben”.[131]

 

De hedendaagse kunstscene weet dat het schoentje wringt. Musea, curatoren, critici en in hun kielzog scholen en opleidingen, enthousiaste kunstminnaars, kunstenaars en aanverwante, proberen elk vanuit eigen positie en engagement tegemoet te komen aan de nood van de toeschouwer. Maar gezien de nood niet verdwijnt, is aan de oorzaak misschien nog niet helemaal geraakt?

Het gaat niet enkel om de profilering of onderliggende agenda van de aanbiedende en ondersteunende partijen. Dat is zeker een lastig punt als je al niet stevig in je schoenen staat. Het kan immers verwarrende of tegenstrijdige info opleveren bij de bezoeker. Het gaat er ook om dat elke speler op het veld de toeschouwer zeer gedreven en enthousiast tools en trics aanreikt om te kijken, maar eigenlijk de toeschouwer niet helpt om zelfstandig te leren kijken. Zij blijven er als intermediair steeds tussen staan. Zij leren hem niet om te vertrouwen op eigen ervaringen en interpretaties tijdens communicatie met een hedendaags kunstwerk.

 

Vermoedelijk is het probleem een combinatie van factoren: de menselijke houding tegenover het onbekende, in casu hedendaagse kunst, gepresenteerd in een omgeving die een bepaald gedrag veronderstelt die hij niet van thuis uit meegekregen heeft. Gecombineerd met het ontbreken van een op natuurlijke wijze eigen gemaakte vaardigheid, noem het de 'grammatica' van hedendaagse kunst. Voeg daarbij die goedbedoelde helpende handen vanuit de kunstscene, die zeer vaak een tegengesteld effect genereren bij de toeschouwer die zich graag verlaat op extra info. Zet daar nog bij dat die toeschouwer ook niet op de hoogte is van de het functioneren van het netwerk rond de kunstscene, zodat hij de onderliggende drijfveren, motivaties en machinaties niet onderkent en op verkeerde manieren kan interpreteren. Dan begrijp je dat zo’n bezoek voor deze toeschouwers niet evident is.

 

“Als wij naar een schilderij of beeld kijken, gebeurt er meestal helemaal niets. ... Kennelijk, zo concluderen we, ontbreekt het ons aan iets, aan diepte misschien of echte sensitiviteit. Zulke gedachten passen in het romantische zelfbeeld. En dat is niet terecht. De paradox is dat het romantische zelfbeeld ons juist in de weg staat om diepere ervaringen te hebben. Vergelijk het met schaken. Je kunt pas opgewonden raken van een mooie stelling als je geleerd hebt te schaken. Zo kan een schilderij je pas emotioneel raken als je hebt leren kijken”.[132]

Maar wat ontbreekt er dan net? Of: wat zou er anders moeten? Waar doen die actoren binnen de kunstscene te goed hun best?


________________________________
[126] (Pultau, 2001)
[127] (de Haes, 1995)
[128] (Woodall, 2016, p. 76)
[129] MuHKA is het Museum voor hedendaagse Kunst in Antwerpen, Be
[130] (Claeys, 2018, pp. 30-31)
[131] (Cahan, S. E.; Kocur, Z.;, 2011, p. 9)
[132]
(Steenhuis, 2004)